Vertaling van crash

Inhoud:

Engels
Nederlands
to crash {ww.}
verongelukken
neerstorten

I crash
you crash
we crash

ik verongeluk
jij verongelukt
wij verongelukken
» meer vervoegingen van verongelukken

to crash {ww.}
vastlopen

I crash
you crash
we crash

ik loop vast
jij loopt vast
wij lopen vast
» meer vervoegingen van vastlopen

crash, destruction {zn.}
vermorzeling [v]
verbrijzeling [v]
to collide, to clash, to crash {ww.}
botsen

I crash
you crash
we crash

ik bots
jij botst
wij botsen
» meer vervoegingen van botsen

Egoists do not meet, they collide with each other.
Egoïsten ontmoeten elkaar niet, ze botsen.
to crash, to ram {ww.}
rammen

I crash
you crash
we crash

ik ram
jij ramt
wij rammen
» meer vervoegingen van rammen

to crash {ww.}
neerstorten
storten

I crash
you crash
we crash

ik stort neer
jij stort neer
wij storten neer
» meer vervoegingen van neerstorten

to crash {ww.}
crashen

I crash
you crash
we crash

ik crash
jij crasht
wij crashen
» meer vervoegingen van crashen

to crash {ww.}
aanrijden

I crash
you crash
we crash

ik rijd aan
jij rijdt aan
wij rijden aan
» meer vervoegingen van aanrijden

to crash, to doss, to doss down {ww.}
neersmakken

I crash
you crash
we crash

ik smak neer
jij smakt neer
wij smakken neer
» meer vervoegingen van neersmakken

to crash {ww.}
kapotvallen
stukvallen

they crash

zij vallen stuk
» meer vervoegingen van stukvallen

bang, crash, thump {zn.}
plof
boem


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

He survived the plane crash.

Hij heeft een vliegtuigongeval overleefd.

He affirmed that he saw the crash.

Hij beweerde het ongeval gezien te hebben.

She died in a plane crash.

Ze stierf in een vliegtuigcrash.

The sole survivor of the crash was a baby.

De enige overlevende van de crash was een baby.

I heard a shout and then a crash.

Ik hoorde een kreet en daarna een botsing.

You had better put on your crash helmet.

Je had beter je valhelm op kunnen doen.

She cried for joy when she heard that her son had survived the plane crash.

Ze huilde van blijdschap toen ze hoorde dat haar zoon de vliegtuigcrash had overleefd.


Gerelateerd aan crash

destruction - collide - clash - ram - doss - doss down - bang - thumpfall - move - clash - ride - break