Vertaling van race

Inhoud:

Engels
Nederlands
to race, to run, to dash, to speed, to sprint, to stampede {ww.}
rennen 
sprinten
snellen
racen
hollen
hardlopen

I race
you race
we race

ik ren
jij rent
wij rennen
» meer vervoegingen van rennen

I can run.
Ik kan rennen.
I'm able to run.
Ik kan rennen.
to race {ww.}
racen

I race
you race
we race

ik race
jij racet
wij racen
» meer vervoegingen van racen

race {zn.}
race 
wedloop
Tom won the race.
Tom won de race.
Tom lost the race.
Tom verloor de race.
race {zn.}
race 
wedren
wedloop
He won the race again.
Hij won de race opnieuw.
He's ahead in the race.
Hij heeft een voorsprong in de race.
to race, to run {ww.}
koersen

I race
you race
we race

ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen

to race, to run {ww.}
gaan

I race
you race
we race

ik ga
jij gaat
wij gaan
» meer vervoegingen van gaan

to race, to run {ww.}
hardlopen

I race
you race
we race

ik loop hard
jij loopt hard
wij lopen hard
» meer vervoegingen van hardlopen

to race, to run {ww.}
koersen

I race
you race
we race

ik koers
jij koerst
wij koersen
» meer vervoegingen van koersen

to race, to run {ww.}
racen

I race
you race
we race

ik race
jij racet
wij racen
» meer vervoegingen van racen

clan, ethnic group, race, tribe, family, kin, kind, people, stock {zn.}
stam [m]
volksstam
geslacht  [o]
Europeans tried to civilize the tribe.
Europeanen probeerden de stam beschaving bij te brengen.
breed, race, stock, strain {zn.}
ras
to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
snellen
racen
reppen
spoeden
vliegen
ijlen

I race
you race
we race

ik snel
jij snelt
wij snellen
» meer vervoegingen van snellen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I race
you race
we race

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
doorsnellen

I race

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I race
you race
we race

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
zoeven
stuiven
razen

I race
you race
we race

ik zoef
jij zoeft
wij zoeven
» meer vervoegingen van zoeven

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afhollen

I race
you race
we race

ik hol af
jij holt af
wij hollen af
» meer vervoegingen van afhollen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
doorsnellen

I race

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
stormen

I race
you race
we race

ik storm
jij stormt
wij stormen
» meer vervoegingen van stormen

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
storten

I race
you race
we race

ik stort
jij stort
wij storten
» meer vervoegingen van storten

to belt along, to bucket along, to cannonball along, to hasten, to hie, to hotfoot, to pelt along, to race, to rush, to rush along, to speed, to step on it {ww.}
afraffelen
afraggen
aframmelen
afroffelen
afjakkeren

I race
you race
we race

ik raffel af
jij raffelt af
wij raffelen af
» meer vervoegingen van afraffelen



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Tom won the race.

Tom won de race.

Tom lost the race.

Tom verloor de race.

He's ahead in the race.

Hij heeft een voorsprong in de race.

He won the race again.

Hij won de race opnieuw.

It's fun to watch the race.

Het is leuk om de race te bekijken.

Only four horses were in the race.

Er deden maar vier paarden mee aan de race.

She was disqualified from the race for two false starts.

Ze werd gediskwalificeerd van de race wegens twee valse starts.

Our friend finished the race in second place.

Onze vriend is als tweede geëindigd in de race.


Gerelateerd aan race

run - dash - speed - sprint - stampede - clan - ethnic group - tribe - family - kin - kind - people - stock - breed - straingo - sail - endeavor - play - run - cycle - festinate - move - belt along - walk - go away - complete