Vertaling van target

Inhoud:

Engels
Nederlands
target {zn.}
schietschijf
schijf
to mean, to aim, to target, to aim at, to aim for {ww.}
bedoelen 

I target
you target
we target

ik bedoel
jij bedoelt
wij bedoelen
» meer vervoegingen van bedoelen

aim, goal, purpose, target, butt, end, intent, objective {zn.}
doel [o]
wit 
honk
doelwit [o]
doelstelling  [v]
They attained their aim.
Ze bereikten hun doel.
This time my goal is Paris.
Dit keer is Parijs mijn doel.
target, target area {zn.}
doel [o] (het ~)
mikpunt [o] (het ~)
raam [m] (de ~)
doelwit [o] (het ~)
to aim, to direct, to place, to point, to target {ww.}
beogen

I target
you target
we target

ik beoog
jij beoogt
wij beogen
» meer vervoegingen van beogen

to aim, to direct, to place, to point, to target {ww.}
richten

I target
you target
we target

ik richt
jij richt
wij richten
» meer vervoegingen van richten

to aim, to direct, to place, to point, to target {ww.}
aansturen

I target
you target
we target

ik stuur aan
jij stuurt aan
wij sturen aan
» meer vervoegingen van aansturen

to aim, to direct, to place, to point, to target {ww.}
nawijzen

I target
you target
we target

ik wijs na
jij wijst na
wij wijzen na
» meer vervoegingen van nawijzen

aim, object, objective, target {zn.}
einddoel [o] (het ~)
butt, target {zn.}
kolf
butt, target {zn.}
schietschijf [m] (de ~)
aim, object, objective, target {zn.}
doel [o] (het ~)
doeleinde [o] (het ~)
oogmerk [o] (het ~)
streven
doelwit [o] (het ~)


Gerelateerd aan target

mean - aim - aim at - aim for - goal - purpose - butt - end - intent - objective - target area - direct - place - point - objectpoint - assay - endeavor - turn - drive - deride - aim - end - disc