Vertaling van huishouden

Inhoud:

Nederlands
Engels
huishouden, tekeergaan {ww.}
to noise
to resound
to make noise

ik zal huishouden
jij zult huishouden
hij/zij/het zal huishouden

I will resound
you will resound
he/she/it will resound
» meer vervoegingen van to resound

huishouden [o] (het ~) {zn.}
household
menage
home
house
family
Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.
It must be terribly difficult, running her household on her own after divorcing.
huishouden [o] (het ~), huishouding [v] (de ~) {zn.}
housework
housekeeping
beheren, besturen, huishouden {ww.}
to manage 
to keep house

ik zal huishouden
jij zult huishouden
hij/zij/het zal huishouden

I will manage
you will manage
he/she/it will manage
» meer vervoegingen van to manage

huishouding [v], menage [v], huishouden {zn.}
housework


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.

It looks like a pigsty in here.

Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.

It must be terribly difficult, running her household on her own after divorcing.


Gerelateerd aan huishouden

tekeergaan - huishouding - beheren - besturen - menageuitklinken - gemeenschap - zorg