Vervoeging van raken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik raak
    • jij raakt
    • hij/zij/het raakt
    • wij raken
    • jullie raken
    • zij raken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik raakte
    • jij raakte
    • hij/zij/het raakte
    • wij raakten
    • jullie raakten
    • zij raakten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geraakt
    • jij hebt geraakt
    • hij/zij/het heeft geraakt
    • wij hebben geraakt
    • jullie hebben geraakt
    • zij hebben geraakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geraakt
    • jij had geraakt
    • hij/zij/het had geraakt
    • wij hadden geraakt
    • jullie hadden geraakt
    • zij hadden geraakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal raken
    • jij zult raken
    • hij/zij/het zal raken
    • wij zullen raken
    • jullie zullen raken
    • zij zullen raken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geraakt hebben
    • jij zult geraakt hebben
    • hij/zij/het zal geraakt hebben
    • wij zullen geraakt hebben
    • jullie zullen geraakt hebben
    • zij zullen geraakt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou raken
    • jij zou raken
    • hij/zij/het zou raken
    • wij zouden raken
    • jullie zouden raken
    • zij zouden raken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geraakt
    • jij zou hebben geraakt
    • hij/zij/het zou hebben geraakt
    • wij zouden hebben geraakt
    • jullie zouden hebben geraakt
    • zij zouden hebben geraakt
  • Imperatief

    • jij raak
    • jullie raakt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van raken