Vervoeging van verbeteren

Onbepaalde wijs (infinitief): verbeteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verbeter
    • jij verbetert
    • hij/zij/het verbetert
    • wij verbeteren
    • jullie verbeteren
    • zij verbeteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verbeterde
    • jij verbeterde
    • hij/zij/het verbeterde
    • wij verbeterden
    • jullie verbeterden
    • zij verbeterden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verbeterd
    • jij hebt verbeterd
    • hij/zij/het heeft verbeterd
    • wij hebben verbeterd
    • jullie hebben verbeterd
    • zij hebben verbeterd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verbeterd
    • jij had verbeterd
    • hij/zij/het had verbeterd
    • wij hadden verbeterd
    • jullie hadden verbeterd
    • zij hadden verbeterd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verbeteren
    • jij zult verbeteren
    • hij/zij/het zal verbeteren
    • wij zullen verbeteren
    • jullie zullen verbeteren
    • zij zullen verbeteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verbeterd hebben
    • jij zult verbeterd hebben
    • hij/zij/het zal verbeterd hebben
    • wij zullen verbeterd hebben
    • jullie zullen verbeterd hebben
    • zij zullen verbeterd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verbeteren
    • jij zou verbeteren
    • hij/zij/het zou verbeteren
    • wij zouden verbeteren
    • jullie zouden verbeteren
    • zij zouden verbeteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verbeterd
    • jij zou hebben verbeterd
    • hij/zij/het zou hebben verbeterd
    • wij zouden hebben verbeterd
    • jullie zouden hebben verbeterd
    • zij zouden hebben verbeterd
  • Imperatief

    • jij verbeter
    • jullie verbetert

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van verbeteren