Vertaling van h��her machen

Inhoud:

Duits
Nederlands
trennen, abtrennen, auseinandermachen, scheiden, abscheiden, zerstreuen {ww.}
scheiden 

wir machen auseinander
sie machen auseinander

wij scheiden
zij scheiden
» meer vervoegingen van scheiden

ablösen, loslösen, auseinandermachen {ww.}
losweken

wir machen auseinander
sie machen auseinander

wij weken los
zij weken los
» meer vervoegingen van losweken

aufmachen, öffnen, eröffnen, aufdrehen {ww.}
openen 
openmaken
opendoen

wir machen auf
sie machen auf

wij openen
zij openen
» meer vervoegingen van openen

Öffnen Sie den Koffer.
Koffers openmaken, alstublieft.
Darf ich das Fenster öffnen?
Mag ik het raam opendoen?
abmachen, losmachen, abbauen, abnehmen {ww.}
losmaken 

wir machen ab
sie machen ab

wij maken los
zij maken los
» meer vervoegingen van losmaken