Vertaling van in den Arm nehmen

Inhoud:

Duits
Nederlands
absorbieren, in Anspruch nehmen, gefangen nehmen, fesseln, schlürfen, aufsaugen, einsaugen, sorbieren, aufnehmen {ww.}
opslorpen
in beslag nemen
inpakken
absorberen
inpalmen

wir nehmen auf
sie nehmen auf

wij slorpen op
zij slorpen op
» meer vervoegingen van opslorpen

abholen, abnehmen {ww.}
wegnemen
rissen
ritsen
afhalen

wir nehmen ab
sie nehmen ab

wij nemen weg
zij nemen weg
» meer vervoegingen van wegnemen

klein werden, sich verkleinern, schwinden, abnehmen {ww.}
verminderen 
dalen 
kleiner worden
afnemen 

wir nehmen ab
sie nehmen ab

wij verminderen
zij verminderen
» meer vervoegingen van verminderen

voraussetzen, annehmen {ww.}
veronderstellen

wir nehmen an
sie nehmen an

wij veronderstellen
zij veronderstellen
» meer vervoegingen van veronderstellen

annehmen, akzeptieren, entgegennehmen, im Empfang nehmen, aufnehmen, auf sich nehmen, sich gefallen lassen, hinnehmen, eingehen auf, einwilligen in {ww.}
aannemen 
ontvangen 
accepteren 

wir nehmen an
sie nehmen an

wij nemen aan
zij nemen aan
» meer vervoegingen van aannemen

absorbieren, in Anspruch nehmen, gefangen nehmen, fesseln, schlürfen, aufsaugen, einsaugen, sorbieren, aufnehmen {ww.}
opslorpen
absorberen
in beslag nemen
verliezen

wir nehmen auf
sie nehmen auf

wij slorpen op
zij slorpen op
» meer vervoegingen van opslorpen

abnehmen, abschneiden, amputieren {ww.}
amputeren 
wegsnijden
afzetten 

wir nehmen ab
sie nehmen ab

wij amputeren
zij amputeren
» meer vervoegingen van amputeren

ausnehmen, ausschließen {ww.}
uitzonderen 

wir nehmen aus
sie nehmen aus

wij zonderen uit
zij zonderen uit
» meer vervoegingen van uitzonderen

ausschließen, ausnehmen, nicht mit einbeziehen {ww.}
buitensluiten
uitsluiten

wir nehmen aus
sie nehmen aus

wij sluiten buiten
zij sluiten buiten
» meer vervoegingen van buitensluiten

abmachen, losmachen, abbauen, abnehmen {ww.}
losmaken 

wir nehmen ab
sie nehmen ab

wij maken los
zij maken los
» meer vervoegingen van losmaken