Vertaling van komt

Inhoud:

Nederlands
Engels
komen {ww.}
to come 

jij komt
hij/zij/het komt

you come
he/she/it comes
» meer vervoegingen van to come

arriveren, aankomen, binnenkomen, komen {ww.}
to come
to get
to arrive

jij komt
hij/zij/het komt

you come
he/she/it comes
» meer vervoegingen van to come

De brief zal morgen aankomen.
The letter will arrive tomorrow.
Mag ik binnenkomen?
Might I come in?
aankaarten, entameren, komen, aansnijden {ww.}
to raise

jij komt
hij/zij/het komt

you raise
he/she/it raises
» meer vervoegingen van to raise

verwerven, verkrijgen, winnen, komen, nemen, scheppen {ww.}
to win
to gain
to acquire

jij komt
hij/zij/het komt

you win
he/she/it wins
» meer vervoegingen van to win

Welk team zal winnen?
Which team will win?
Hij voorspelde dat ze zou winnen.
He predicted she would win.
komen, verschijnen, vertonen {ww.}
to appear

jij komt
hij/zij/het komt

you appear
he/she/it appears
» meer vervoegingen van to appear

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.
There are people in the world so hungry, that God cannot appear to them except in the form of bread.
aanbreken, dagen, komen, aankondigen {ww.}
to dawn

jij komt
hij/zij/het komt

you dawn
he/she/it dawns
» meer vervoegingen van to dawn

komen, oplossen {ww.}
to settle
to decide
to resolve
to adjudicate

jij komt
hij/zij/het komt

you settle
he/she/it settles
» meer vervoegingen van to settle

komen, klaarkomen {ww.}
to come

jij komt
hij/zij/het komt

you come
he/she/it comes
» meer vervoegingen van to come

Soms komen dromen uit.
Dreams sometimes come true.
Dromen komen uit.
Dreams come true.
komen {ww.}
to touch

jij komt
hij/zij/het komt

you touch
he/she/it touches
» meer vervoegingen van to touch

vallen, komen, geraken, raken, treden {ww.}
to become
to get
to go

jij komt
hij/zij/het komt

you become
he/she/it becomes
» meer vervoegingen van to become

voortkomen, ontspruiten, stammen, voortspruiten, komen {ww.}
to arise
to develop
to grow
to originate
to rise
to spring up
to uprise

jij komt
hij/zij/het komt

you arise
he/she/it arises
» meer vervoegingen van to arise

bereiken, komen, halen, toekomen {ww.}
to accomplish
to achieve
to attain
to reach

jij komt
hij/zij/het komt

you accomplish
he/she/it accomplishes
» meer vervoegingen van to accomplish

zijn, bedragen, komen, kosten, maken, worden, belopen {ww.}
to be
to cost

jij komt
hij/zij/het komt

you are
he/she/it is
» meer vervoegingen van to be


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hij komt snel.

He will come soon.

De lente komt.

Spring is coming.

Komt hij morgen?

Will he come tomorrow?

Jane komt uit Australië.

Jane comes from Australia.

De lente komt eraan.

It will be spring soon.

Hij komt uit Genua.

He comes from Genoa.

Hij komt zeker niet.

He's definitely not coming.

Hij komt ook niet.

He isn't coming, either.

Na regen komt zonneschijn.

After rain comes fair weather.

Hier komt de trein!

Here comes the train!

Hij komt uit Genève.

He comes from Geneva.

Komt u binnen!

Come in.

Alles komt in orde.

Everything's going to be okay.

Na zondag komt maandag.

After Sunday comes Monday.

Komaan, alles komt goed.

Come on, everything will be alright.