Vertaling van taart

Inhoud:

Nederlands
Spaans
taart {zn.}
tarta
torta [v] (la ~)
Mama is een taart aan het maken.
Mamá está preparando una tarta.
Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Ella dividió la tarta en cinco partes.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Spaans

Je taart is heerlijk.

Tu pastel está delicioso.

Wil je nog wat taart?

¿Quieres un poco más de pastel?

Mag ik nog een stuk taart hebben?

¿Me puedo comer otro trozo de torta?

Ze verdeelde de taart in vijf stukken.

Ella dividió la tarta en cinco partes.

Mama is een taart aan het maken.

Mamá está preparando una tarta.

Mijn moeder verdeelde de taart in acht stukken.

Mi madre dividió la tarta en ocho partes.

Als ze geen brood hebben, laat ze dan taart eten!

¡Si no tienen pan, que coman pasteles!