Vervoeging van aandrijven
Onbepaalde wijs (infinitief): aandrijven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik drijf aan
- jij drijft aan
- hij/zij/het drijft aan
- wij drijven aan
- jullie drijven aan
- zij drijven aan
Indicativo presente
- yo impelo
- tú impeles
- él/ella impele
- nosotros impelemos
- vosotros impeléis
- ellos/ellas impelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik dreef aan
- jij dreef aan
- hij/zij/het dreef aan
- wij dreven aan
- jullie dreven aan
- zij dreven aan
Indefinido
- yo impelí
- tú impeliste
- él/ella impelió
- nosotros impelimos
- vosotros impelisteis
- ellos/ellas impelieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangedreven
- jij hebt aangedreven
- hij/zij/het heeft aangedreven
- wij hebben aangedreven
- jullie hebben aangedreven
- zij hebben aangedreven
Pretérito perfecto compuesto
- yo he impelido
- tú has impelido
- él/ella ha impelido
- nosotros hemos impelido
- vosotros habéis impelido
- ellos/ellas han impelido
Voltooid verleden tijd
- ik had aangedreven
- jij had aangedreven
- hij/zij/het had aangedreven
- wij hadden aangedreven
- jullie hadden aangedreven
- zij hadden aangedreven
Pluscuamperfecto
- yo había impelido
- tú habías impelido
- él/ella había impelido
- nosotros habíamos impelido
- vosotros habíais impelido
- ellos/ellas habían impelido
Toekomende tijd I
- ik zal aandrijven
- jij zult aandrijven
- hij/zij/het zal aandrijven
- wij zullen aandrijven
- jullie zullen aandrijven
- zij zullen aandrijven
Futuro I
- yo impeleré
- tú impelerás
- él/ella impelerá
- nosotros impeleremos
- vosotros impeleréis
- ellos/ellas impelerán
Toekomende tijd II
- ik zal aangedreven hebben
- jij zult aangedreven hebben
- hij/zij/het zal aangedreven hebben
- wij zullen aangedreven hebben
- jullie zullen aangedreven hebben
- zij zullen aangedreven hebben
Futuro perfecto
- yo habré impelido
- tú habrás impelido
- él/ella habrá impelido
- nosotros habremos impelido
- vosotros habréis impelido
- ellos/ellas habrán impelido
Conditionalis I
- ik zou aandrijven
- jij zou aandrijven
- hij/zij/het zou aandrijven
- wij zouden aandrijven
- jullie zouden aandrijven
- zij zouden aandrijven
Condicional
- yo impelería
- tú impelerías
- él/ella impelería
- nosotros impeleríamos
- vosotros impeleríais
- ellos/ellas impelerían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangedreven
- jij zou hebben aangedreven
- hij/zij/het zou hebben aangedreven
- wij zouden hebben aangedreven
- jullie zouden hebben aangedreven
- zij zouden hebben aangedreven
Condicional perfecto
- yo habría impelido
- tú habrías impelido
- él/ella habría impelido
- nosotros habríamos impelido
- vosotros habríais impelido
- ellos/ellas habrían impelido
Imperatief
- jij drijf aan
- jullie drijft aan
Imperativo presente
- tú impele
- vosotros impeled