Vervoeging van aangaan
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het gaat aan
- zij gaan aan
Indicativo presente
- él/ella concierne
- ellos/ellas conciernen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het ging aan
- zij gingen aan
Indefinido
- él/ella concernió
- ellos/ellas concernieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aangegaan
- zij hebben aangegaan
Pretérito perfecto compuesto
- él/ella ha concernido
- ellos/ellas han concernido
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aangegaan
- zij hadden aangegaan
Pluscuamperfecto
- él/ella había concernido
- ellos/ellas habían concernido
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aangaan
- zij zullen aangaan
Futuro I
- él/ella concernirá
- ellos/ellas concernirán
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangegaan hebben
- zij zullen aangegaan hebben
Futuro perfecto
- él/ella habrá concernido
- ellos/ellas habrán concernido
Conditionalis I
- hij/zij/het zou aangaan
- zij zouden aangaan
Condicional
- él/ella concerniría
- ellos/ellas concernirían
Conditionalis II
- hij/zij/het zou hebben aangegaan
- zij zouden hebben aangegaan
Condicional perfecto
- él/ella habría concernido
- ellos/ellas habrían concernido