Vervoeging van aanstrijken

Onbepaalde wijs (infinitief): aanstrijken

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik strijk aan
  • jij strijkt aan
  • hij/zij/het strijkt aan
  • wij strijken aan
  • jullie strijken aan
  • zij strijken aan

Präsens Indikativ

  • ich reibe
  • du reibst
  • er/sie/es reibt
  • wir reiben
  • ihr reibt
  • sie reiben

Onvoltooid verleden tijd

  • ik streek aan
  • jij streek aan
  • hij/zij/het streek aan
  • wij streken aan
  • jullie streken aan
  • zij streken aan

Präteritum Indikativ

  • ich rieb
  • du riebst
  • er/sie/es rieb
  • wir rieben
  • ihr riebt
  • sie rieben

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangestreken
  • jij hebt aangestreken
  • hij/zij/het heeft aangestreken
  • wij hebben aangestreken
  • jullie hebben aangestreken
  • zij hebben aangestreken

Perfekt Indikativ

  • ich habe gerieben
  • du hast gerieben
  • er/sie/es hat gerieben
  • wir haben gerieben
  • ihr habt gerieben
  • sie haben gerieben

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangestreken
  • jij had aangestreken
  • hij/zij/het had aangestreken
  • wij hadden aangestreken
  • jullie hadden aangestreken
  • zij hadden aangestreken

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gerieben
  • du hattest gerieben
  • er/sie/es hatte gerieben
  • wir hatten gerieben
  • ihr hattet gerieben
  • sie hatten gerieben

Toekomende tijd I

  • ik zal aanstrijken
  • jij zult aanstrijken
  • hij/zij/het zal aanstrijken
  • wij zullen aanstrijken
  • jullie zullen aanstrijken
  • zij zullen aanstrijken

Futur I Indikativ

  • ich werde reiben
  • du wirst reiben
  • er/sie/es wird reiben
  • wir werden reiben
  • ihr werdet reiben
  • sie werden reiben

Toekomende tijd II

  • ik zal aangestreken hebben
  • jij zult aangestreken hebben
  • hij/zij/het zal aangestreken hebben
  • wij zullen aangestreken hebben
  • jullie zullen aangestreken hebben
  • zij zullen aangestreken hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde gerieben haben
  • du wirst gerieben haben
  • er/sie/es wird gerieben haben
  • wir werden gerieben haben
  • ihr werdet gerieben haben
  • sie werden gerieben haben

Conditionalis I

  • ik zou aanstrijken
  • jij zou aanstrijken
  • hij/zij/het zou aanstrijken
  • wij zouden aanstrijken
  • jullie zouden aanstrijken
  • zij zouden aanstrijken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde reiben
  • du würdest reiben
  • er/sie/es würde reiben
  • wir würden reiben
  • ihr würdet reiben
  • sie würden reiben

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangestreken
  • jij zou hebben aangestreken
  • hij/zij/het zou hebben aangestreken
  • wij zouden hebben aangestreken
  • jullie zouden hebben aangestreken
  • zij zouden hebben aangestreken

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gerieben haben
  • du würdest gerieben haben
  • er/sie/es würde gerieben haben
  • wir würden gerieben haben
  • ihr würdet gerieben haben
  • sie würden gerieben haben

Imperatief

  • jij strijk aan
  • jullie strijkt aan

Imperativ

  • du reib(e)
  • ihr reibt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van aanstrijken