Vervoeging van aanvragen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanvragen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vraag aan
- jij vraagt aan
- hij/zij/het vraagt aan
- wij vragen aan
- jullie vragen aan
- zij vragen aan
Present
- I bid
- you bid
- he/she/it bids
- we bid
- you bid
- they bid
Onvoltooid verleden tijd
- ik vroeg aan
- jij vroeg aan
- hij/zij/het vroeg aan
- wij vroegen aan
- jullie vroegen aan
- zij vroegen aan
Simple past
- I bade; bid
- you bade; bid
- he/she/it bade; bid
- we bade; bid
- you bade; bid
- they bade; bid
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangevraagd
- jij hebt aangevraagd
- hij/zij/het heeft aangevraagd
- wij hebben aangevraagd
- jullie hebben aangevraagd
- zij hebben aangevraagd
Present perfect
- I have bidden; bid
- you have bidden; bid
- he/she/it has bidden; bid
- we have bidden; bid
- you have bidden; bid
- they have bidden; bid
Voltooid verleden tijd
- ik had aangevraagd
- jij had aangevraagd
- hij/zij/het had aangevraagd
- wij hadden aangevraagd
- jullie hadden aangevraagd
- zij hadden aangevraagd
Past perfect
- I had bidden; bid
- you had bidden; bid
- he/she/it had bidden; bid
- we had bidden; bid
- you had bidden; bid
- they had bidden; bid
Toekomende tijd I
- ik zal aanvragen
- jij zult aanvragen
- hij/zij/het zal aanvragen
- wij zullen aanvragen
- jullie zullen aanvragen
- zij zullen aanvragen
Future
- I will bid
- you will bid
- he/she/it will bid
- we will bid
- you will bid
- they will bid
Toekomende tijd II
- ik zal aangevraagd hebben
- jij zult aangevraagd hebben
- hij/zij/het zal aangevraagd hebben
- wij zullen aangevraagd hebben
- jullie zullen aangevraagd hebben
- zij zullen aangevraagd hebben
Future perfect
- I will have bidden; bid
- you will have bidden; bid
- he/she/it will have bidden; bid
- we will have bidden; bid
- you will have bidden; bid
- they will have bidden; bid
Conditionalis I
- ik zou aanvragen
- jij zou aanvragen
- hij/zij/het zou aanvragen
- wij zouden aanvragen
- jullie zouden aanvragen
- zij zouden aanvragen
Conditional present
- I would bid
- you would bid
- he/she/it would bid
- we would bid
- you would bid
- they would bid
Conditionalis II
- ik zou hebben aangevraagd
- jij zou hebben aangevraagd
- hij/zij/het zou hebben aangevraagd
- wij zouden hebben aangevraagd
- jullie zouden hebben aangevraagd
- zij zouden hebben aangevraagd
Conditional perfect
- I would have bidden; bid
- you would have bidden; bid
- he/she/it would have bidden; bid
- we would have bidden; bid
- you would have bidden; bid
- they would have bidden; bid
Imperatief
- jij vraag aan
- jullie vraagt aan
Imperative
- you bid
- you bid