Vervoeging van accapareren

Onbepaalde wijs (infinitief): accapareren

Vertaling: hamstern

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik accapareer
  • jij accapareert
  • hij/zij/het accapareert
  • wij accapareren
  • jullie accapareren
  • zij accapareren

Präsens Indikativ

  • ich hamst(e)re
  • du hamsterst
  • er/sie/es hamstert
  • wir hamstern
  • ihr hamstert
  • sie hamstern

Onvoltooid verleden tijd

  • ik accapareerde
  • jij accapareerde
  • hij/zij/het accapareerde
  • wij accapareerden
  • jullie accapareerden
  • zij accapareerden

Präteritum Indikativ

  • ich hamsterte
  • du hamstertest
  • er/sie/es hamsterte
  • wir hamsterten
  • ihr hamstertet
  • sie hamsterten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geaccapareerd
  • jij hebt geaccapareerd
  • hij/zij/het heeft geaccapareerd
  • wij hebben geaccapareerd
  • jullie hebben geaccapareerd
  • zij hebben geaccapareerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe gehamstert
  • du hast gehamstert
  • er/sie/es hat gehamstert
  • wir haben gehamstert
  • ihr habt gehamstert
  • sie haben gehamstert

Voltooid verleden tijd

  • ik had geaccapareerd
  • jij had geaccapareerd
  • hij/zij/het had geaccapareerd
  • wij hadden geaccapareerd
  • jullie hadden geaccapareerd
  • zij hadden geaccapareerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte gehamstert
  • du hattest gehamstert
  • er/sie/es hatte gehamstert
  • wir hatten gehamstert
  • ihr hattet gehamstert
  • sie hatten gehamstert

Toekomende tijd I

  • ik zal accapareren
  • jij zult accapareren
  • hij/zij/het zal accapareren
  • wij zullen accapareren
  • jullie zullen accapareren
  • zij zullen accapareren

Futur I Indikativ

  • ich werde hamstern
  • du wirst hamstern
  • er/sie/es wird hamstern
  • wir werden hamstern
  • ihr werdet hamstern
  • sie werden hamstern

Toekomende tijd II

  • ik zal geaccapareerd hebben
  • jij zult geaccapareerd hebben
  • hij/zij/het zal geaccapareerd hebben
  • wij zullen geaccapareerd hebben
  • jullie zullen geaccapareerd hebben
  • zij zullen geaccapareerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde gehamstert haben
  • du wirst gehamstert haben
  • er/sie/es wird gehamstert haben
  • wir werden gehamstert haben
  • ihr werdet gehamstert haben
  • sie werden gehamstert haben

Conditionalis I

  • ik zou accapareren
  • jij zou accapareren
  • hij/zij/het zou accapareren
  • wij zouden accapareren
  • jullie zouden accapareren
  • zij zouden accapareren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde hamstern
  • du würdest hamstern
  • er/sie/es würde hamstern
  • wir würden hamstern
  • ihr würdet hamstern
  • sie würden hamstern

Conditionalis II

  • ik zou hebben geaccapareerd
  • jij zou hebben geaccapareerd
  • hij/zij/het zou hebben geaccapareerd
  • wij zouden hebben geaccapareerd
  • jullie zouden hebben geaccapareerd
  • zij zouden hebben geaccapareerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde gehamstert haben
  • du würdest gehamstert haben
  • er/sie/es würde gehamstert haben
  • wir würden gehamstert haben
  • ihr würdet gehamstert haben
  • sie würden gehamstert haben

Imperatief

  • jij accapareer
  • jullie accapareert

Imperativ

  • du hamst(e)re
  • ihr hamstert