Vervoeging van afweren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik weer af
  • jij weert af
  • hij/zij/het weert af
  • wij weren af
  • jullie weren af
  • zij weren af

Present

  • I debar
  • you debar
  • he/she/it debars
  • we debar
  • you debar
  • they debar

Onvoltooid verleden tijd

  • ik weerde af
  • jij weerde af
  • hij/zij/het weerde af
  • wij weerden af
  • jullie weerden af
  • zij weerden af

Simple past

  • I debarred
  • you debarred
  • he/she/it debarred
  • we debarred
  • you debarred
  • they debarred

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgeweerd
  • jij hebt afgeweerd
  • hij/zij/het heeft afgeweerd
  • wij hebben afgeweerd
  • jullie hebben afgeweerd
  • zij hebben afgeweerd

Present perfect

  • I have debarred
  • you have debarred
  • he/she/it has debarred
  • we have debarred
  • you have debarred
  • they have debarred

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgeweerd
  • jij had afgeweerd
  • hij/zij/het had afgeweerd
  • wij hadden afgeweerd
  • jullie hadden afgeweerd
  • zij hadden afgeweerd

Past perfect

  • I had debarred
  • you had debarred
  • he/she/it had debarred
  • we had debarred
  • you had debarred
  • they had debarred

Toekomende tijd I

  • ik zal afweren
  • jij zult afweren
  • hij/zij/het zal afweren
  • wij zullen afweren
  • jullie zullen afweren
  • zij zullen afweren

Future

  • I will debar
  • you will debar
  • he/she/it will debar
  • we will debar
  • you will debar
  • they will debar

Toekomende tijd II

  • ik zal afgeweerd hebben
  • jij zult afgeweerd hebben
  • hij/zij/het zal afgeweerd hebben
  • wij zullen afgeweerd hebben
  • jullie zullen afgeweerd hebben
  • zij zullen afgeweerd hebben

Future perfect

  • I will have debarred
  • you will have debarred
  • he/she/it will have debarred
  • we will have debarred
  • you will have debarred
  • they will have debarred

Conditionalis I

  • ik zou afweren
  • jij zou afweren
  • hij/zij/het zou afweren
  • wij zouden afweren
  • jullie zouden afweren
  • zij zouden afweren

Conditional present

  • I would debar
  • you would debar
  • he/she/it would debar
  • we would debar
  • you would debar
  • they would debar

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgeweerd
  • jij zou hebben afgeweerd
  • hij/zij/het zou hebben afgeweerd
  • wij zouden hebben afgeweerd
  • jullie zouden hebben afgeweerd
  • zij zouden hebben afgeweerd

Conditional perfect

  • I would have debarred
  • you would have debarred
  • he/she/it would have debarred
  • we would have debarred
  • you would have debarred
  • they would have debarred

Imperatief

  • jij weer af
  • jullie weert af

Imperative

  • you debar
  • you debar

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afweren