Vervoeging van alleviate

Engels

Nederlands

Present

  • I alleviate
  • you alleviate
  • he/she/it alleviates
  • we alleviate
  • you alleviate
  • they alleviate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik temper
  • jij tempert
  • hij/zij/het tempert
  • wij temperen
  • jullie temperen
  • zij temperen

Simple past

  • I alleviated
  • you alleviated
  • he/she/it alleviated
  • we alleviated
  • you alleviated
  • they alleviated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik temperde
  • jij temperde
  • hij/zij/het temperde
  • wij temperden
  • jullie temperden
  • zij temperden

Present perfect

  • I have alleviated
  • you have alleviated
  • he/she/it has alleviated
  • we have alleviated
  • you have alleviated
  • they have alleviated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getemperd
  • jij hebt getemperd
  • hij/zij/het heeft getemperd
  • wij hebben getemperd
  • jullie hebben getemperd
  • zij hebben getemperd

Past perfect

  • I had alleviated
  • you had alleviated
  • he/she/it had alleviated
  • we had alleviated
  • you had alleviated
  • they had alleviated

Voltooid verleden tijd

  • ik had getemperd
  • jij had getemperd
  • hij/zij/het had getemperd
  • wij hadden getemperd
  • jullie hadden getemperd
  • zij hadden getemperd

Future

  • I will alleviate
  • you will alleviate
  • he/she/it will alleviate
  • we will alleviate
  • you will alleviate
  • they will alleviate

Toekomende tijd I

  • ik zal temperen
  • jij zult temperen
  • hij/zij/het zal temperen
  • wij zullen temperen
  • jullie zullen temperen
  • zij zullen temperen

Future perfect

  • I will have alleviated
  • you will have alleviated
  • he/she/it will have alleviated
  • we will have alleviated
  • you will have alleviated
  • they will have alleviated

Toekomende tijd II

  • ik zal getemperd hebben
  • jij zult getemperd hebben
  • hij/zij/het zal getemperd hebben
  • wij zullen getemperd hebben
  • jullie zullen getemperd hebben
  • zij zullen getemperd hebben

Conditional present

  • I would alleviate
  • you would alleviate
  • he/she/it would alleviate
  • we would alleviate
  • you would alleviate
  • they would alleviate

Conditionalis I

  • ik zou temperen
  • jij zou temperen
  • hij/zij/het zou temperen
  • wij zouden temperen
  • jullie zouden temperen
  • zij zouden temperen

Conditional perfect

  • I would have alleviated
  • you would have alleviated
  • he/she/it would have alleviated
  • we would have alleviated
  • you would have alleviated
  • they would have alleviated

Conditionalis II

  • ik zou hebben getemperd
  • jij zou hebben getemperd
  • hij/zij/het zou hebben getemperd
  • wij zouden hebben getemperd
  • jullie zouden hebben getemperd
  • zij zouden hebben getemperd

Imperative

  • you alleviate
  • you alleviate

Imperatief

  • jij temper
  • jullie tempert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van alleviate