Vervoeging van antichambreren
Onbepaalde wijs (infinitief): antichambreren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik antichambreer
- jij antichambreert
- hij/zij/het antichambreert
- wij antichambreren
- jullie antichambreren
- zij antichambreren
Present
- I expect
- you expect
- he/she/it expects
- we expect
- you expect
- they expect
Onvoltooid verleden tijd
- ik antichambreerde
- jij antichambreerde
- hij/zij/het antichambreerde
- wij antichambreerden
- jullie antichambreerden
- zij antichambreerden
Simple past
- I expected
- you expected
- he/she/it expected
- we expected
- you expected
- they expected
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geantichambreerd
- jij hebt geantichambreerd
- hij/zij/het heeft geantichambreerd
- wij hebben geantichambreerd
- jullie hebben geantichambreerd
- zij hebben geantichambreerd
Present perfect
- I have expected
- you have expected
- he/she/it has expected
- we have expected
- you have expected
- they have expected
Voltooid verleden tijd
- ik had geantichambreerd
- jij had geantichambreerd
- hij/zij/het had geantichambreerd
- wij hadden geantichambreerd
- jullie hadden geantichambreerd
- zij hadden geantichambreerd
Past perfect
- I had expected
- you had expected
- he/she/it had expected
- we had expected
- you had expected
- they had expected
Toekomende tijd I
- ik zal antichambreren
- jij zult antichambreren
- hij/zij/het zal antichambreren
- wij zullen antichambreren
- jullie zullen antichambreren
- zij zullen antichambreren
Future
- I will expect
- you will expect
- he/she/it will expect
- we will expect
- you will expect
- they will expect
Toekomende tijd II
- ik zal geantichambreerd hebben
- jij zult geantichambreerd hebben
- hij/zij/het zal geantichambreerd hebben
- wij zullen geantichambreerd hebben
- jullie zullen geantichambreerd hebben
- zij zullen geantichambreerd hebben
Future perfect
- I will have expected
- you will have expected
- he/she/it will have expected
- we will have expected
- you will have expected
- they will have expected
Conditionalis I
- ik zou antichambreren
- jij zou antichambreren
- hij/zij/het zou antichambreren
- wij zouden antichambreren
- jullie zouden antichambreren
- zij zouden antichambreren
Conditional present
- I would expect
- you would expect
- he/she/it would expect
- we would expect
- you would expect
- they would expect
Conditionalis II
- ik zou hebben geantichambreerd
- jij zou hebben geantichambreerd
- hij/zij/het zou hebben geantichambreerd
- wij zouden hebben geantichambreerd
- jullie zouden hebben geantichambreerd
- zij zouden hebben geantichambreerd
Conditional perfect
- I would have expected
- you would have expected
- he/she/it would have expected
- we would have expected
- you would have expected
- they would have expected
Imperatief
- jij antichambreer
- jullie antichambreert
Imperative
- you expect
- you expect