Vervoeging van apply
Onbepaalde wijs (infinitief): to apply
43 alternatieve vertalingen
- aanbelangen
- aanbrengen
- aandoen
- aangaan
- aantrekken
- aanvragen
- aanwenden
- aanzetten
- behandelen
- beproeven
- besmeren
- betreffen
- bezigen
- claimen
- doorsmeren
- doorvoeren
- gebruiken
- gelden
- hanteren
- inroepen
- kloppen
- nemen
- omdraaien
- omgaan
- omkeren
- opbrengen
- opgaan
- opleggen
- pakken
- ronddraaien
- smeren
- strekken
- toeleggen
- toepassen
- uitkomen
- uitstrekken
- valideren
- verkeren
- verwerken
- verzoeken
- vigeren
- voordoen
- vragen
Engels
Nederlands
Present
- I apply
- you apply
- he/she/it applies
- we apply
- you apply
- they apply
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hecht aan
- jij hecht aan
- hij/zij/het hecht aan
- wij hechten aan
- jullie hechten aan
- zij hechten aan
Simple past
- I applied
- you applied
- he/she/it applied
- we applied
- you applied
- they applied
Onvoltooid verleden tijd
- ik hechtte aan
- jij hechtte aan
- hij/zij/het hechtte aan
- wij hechtten aan
- jullie hechtten aan
- zij hechtten aan
Present perfect
- I have applied
- you have applied
- he/she/it has applied
- we have applied
- you have applied
- they have applied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangehecht
- jij hebt aangehecht
- hij/zij/het heeft aangehecht
- wij hebben aangehecht
- jullie hebben aangehecht
- zij hebben aangehecht
Past perfect
- I had applied
- you had applied
- he/she/it had applied
- we had applied
- you had applied
- they had applied
Voltooid verleden tijd
- ik had aangehecht
- jij had aangehecht
- hij/zij/het had aangehecht
- wij hadden aangehecht
- jullie hadden aangehecht
- zij hadden aangehecht
Future
- I will apply
- you will apply
- he/she/it will apply
- we will apply
- you will apply
- they will apply
Toekomende tijd I
- ik zal aanhechten
- jij zult aanhechten
- hij/zij/het zal aanhechten
- wij zullen aanhechten
- jullie zullen aanhechten
- zij zullen aanhechten
Future perfect
- I will have applied
- you will have applied
- he/she/it will have applied
- we will have applied
- you will have applied
- they will have applied
Toekomende tijd II
- ik zal aangehecht hebben
- jij zult aangehecht hebben
- hij/zij/het zal aangehecht hebben
- wij zullen aangehecht hebben
- jullie zullen aangehecht hebben
- zij zullen aangehecht hebben
Conditional present
- I would apply
- you would apply
- he/she/it would apply
- we would apply
- you would apply
- they would apply
Conditionalis I
- ik zou aanhechten
- jij zou aanhechten
- hij/zij/het zou aanhechten
- wij zouden aanhechten
- jullie zouden aanhechten
- zij zouden aanhechten
Conditional perfect
- I would have applied
- you would have applied
- he/she/it would have applied
- we would have applied
- you would have applied
- they would have applied
Conditionalis II
- ik zou hebben aangehecht
- jij zou hebben aangehecht
- hij/zij/het zou hebben aangehecht
- wij zouden hebben aangehecht
- jullie zouden hebben aangehecht
- zij zouden hebben aangehecht
Imperative
- you apply
- you apply
Imperatief
- jij hecht aan
- jullie hecht aan