Engels

Nederlands

Present

  • I ascertain
  • you ascertain
  • he/she/it ascertains
  • we ascertain
  • you ascertain
  • they ascertain

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergewis
  • jij vergewist
  • hij/zij/het vergewist
  • wij vergewissen
  • jullie vergewissen
  • zij vergewissen

Simple past

  • I ascertained
  • you ascertained
  • he/she/it ascertained
  • we ascertained
  • you ascertained
  • they ascertained

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergewiste
  • jij vergewiste
  • hij/zij/het vergewiste
  • wij vergewisten
  • jullie vergewisten
  • zij vergewisten

Present perfect

  • I have ascertained
  • you have ascertained
  • he/she/it has ascertained
  • we have ascertained
  • you have ascertained
  • they have ascertained

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergewist
  • jij hebt vergewist
  • hij/zij/het heeft vergewist
  • wij hebben vergewist
  • jullie hebben vergewist
  • zij hebben vergewist

Past perfect

  • I had ascertained
  • you had ascertained
  • he/she/it had ascertained
  • we had ascertained
  • you had ascertained
  • they had ascertained

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergewist
  • jij had vergewist
  • hij/zij/het had vergewist
  • wij hadden vergewist
  • jullie hadden vergewist
  • zij hadden vergewist

Future

  • I will ascertain
  • you will ascertain
  • he/she/it will ascertain
  • we will ascertain
  • you will ascertain
  • they will ascertain

Toekomende tijd I

  • ik zal vergewissen
  • jij zult vergewissen
  • hij/zij/het zal vergewissen
  • wij zullen vergewissen
  • jullie zullen vergewissen
  • zij zullen vergewissen

Future perfect

  • I will have ascertained
  • you will have ascertained
  • he/she/it will have ascertained
  • we will have ascertained
  • you will have ascertained
  • they will have ascertained

Toekomende tijd II

  • ik zal vergewist hebben
  • jij zult vergewist hebben
  • hij/zij/het zal vergewist hebben
  • wij zullen vergewist hebben
  • jullie zullen vergewist hebben
  • zij zullen vergewist hebben

Conditional present

  • I would ascertain
  • you would ascertain
  • he/she/it would ascertain
  • we would ascertain
  • you would ascertain
  • they would ascertain

Conditionalis I

  • ik zou vergewissen
  • jij zou vergewissen
  • hij/zij/het zou vergewissen
  • wij zouden vergewissen
  • jullie zouden vergewissen
  • zij zouden vergewissen

Conditional perfect

  • I would have ascertained
  • you would have ascertained
  • he/she/it would have ascertained
  • we would have ascertained
  • you would have ascertained
  • they would have ascertained

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergewist
  • jij zou hebben vergewist
  • hij/zij/het zou hebben vergewist
  • wij zouden hebben vergewist
  • jullie zouden hebben vergewist
  • zij zouden hebben vergewist

Imperative

  • you ascertain
  • you ascertain

Imperatief

  • jij vergewis
  • jullie vergewist

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van ascertain