Vervoeging van baby

Engels

Nederlands

Present

  • I baby
  • you baby
  • he/she/it babies
  • we baby
  • you baby
  • they baby

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verwen
  • jij verwent
  • hij/zij/het verwent
  • wij verwennen
  • jullie verwennen
  • zij verwennen

Simple past

  • I babied
  • you babied
  • he/she/it babied
  • we babied
  • you babied
  • they babied

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verwende
  • jij verwende
  • hij/zij/het verwende
  • wij verwenden
  • jullie verwenden
  • zij verwenden

Present perfect

  • I have babied
  • you have babied
  • he/she/it has babied
  • we have babied
  • you have babied
  • they have babied

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verwend
  • jij hebt verwend
  • hij/zij/het heeft verwend
  • wij hebben verwend
  • jullie hebben verwend
  • zij hebben verwend

Past perfect

  • I had babied
  • you had babied
  • he/she/it had babied
  • we had babied
  • you had babied
  • they had babied

Voltooid verleden tijd

  • ik had verwend
  • jij had verwend
  • hij/zij/het had verwend
  • wij hadden verwend
  • jullie hadden verwend
  • zij hadden verwend

Future

  • I will baby
  • you will baby
  • he/she/it will baby
  • we will baby
  • you will baby
  • they will baby

Toekomende tijd I

  • ik zal verwennen
  • jij zult verwennen
  • hij/zij/het zal verwennen
  • wij zullen verwennen
  • jullie zullen verwennen
  • zij zullen verwennen

Future perfect

  • I will have babied
  • you will have babied
  • he/she/it will have babied
  • we will have babied
  • you will have babied
  • they will have babied

Toekomende tijd II

  • ik zal verwend hebben
  • jij zult verwend hebben
  • hij/zij/het zal verwend hebben
  • wij zullen verwend hebben
  • jullie zullen verwend hebben
  • zij zullen verwend hebben

Conditional present

  • I would baby
  • you would baby
  • he/she/it would baby
  • we would baby
  • you would baby
  • they would baby

Conditionalis I

  • ik zou verwennen
  • jij zou verwennen
  • hij/zij/het zou verwennen
  • wij zouden verwennen
  • jullie zouden verwennen
  • zij zouden verwennen

Conditional perfect

  • I would have babied
  • you would have babied
  • he/she/it would have babied
  • we would have babied
  • you would have babied
  • they would have babied

Conditionalis II

  • ik zou hebben verwend
  • jij zou hebben verwend
  • hij/zij/het zou hebben verwend
  • wij zouden hebben verwend
  • jullie zouden hebben verwend
  • zij zouden hebben verwend

Imperative

  • you baby
  • you baby

Imperatief

  • jij verwen
  • jullie verwent

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van baby