Vervoeging van bakeren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik baker
    • jij bakert
    • hij/zij/het bakert
    • wij bakeren
    • jullie bakeren
    • zij bakeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bakerde
    • jij bakerde
    • hij/zij/het bakerde
    • wij bakerden
    • jullie bakerden
    • zij bakerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gebakerd
    • jij hebt gebakerd
    • hij/zij/het heeft gebakerd
    • wij hebben gebakerd
    • jullie hebben gebakerd
    • zij hebben gebakerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gebakerd
    • jij had gebakerd
    • hij/zij/het had gebakerd
    • wij hadden gebakerd
    • jullie hadden gebakerd
    • zij hadden gebakerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bakeren
    • jij zult bakeren
    • hij/zij/het zal bakeren
    • wij zullen bakeren
    • jullie zullen bakeren
    • zij zullen bakeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gebakerd hebben
    • jij zult gebakerd hebben
    • hij/zij/het zal gebakerd hebben
    • wij zullen gebakerd hebben
    • jullie zullen gebakerd hebben
    • zij zullen gebakerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bakeren
    • jij zou bakeren
    • hij/zij/het zou bakeren
    • wij zouden bakeren
    • jullie zouden bakeren
    • zij zouden bakeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gebakerd
    • jij zou hebben gebakerd
    • hij/zij/het zou hebben gebakerd
    • wij zouden hebben gebakerd
    • jullie zouden hebben gebakerd
    • zij zouden hebben gebakerd
  • Imperatief

    • jij baker
    • jullie bakert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van bakeren