Vervoeging van banjeren

Vertaling: to step

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik banjer
  • jij banjert
  • hij/zij/het banjert
  • wij banjeren
  • jullie banjeren
  • zij banjeren

Present

  • I step
  • you step
  • he/she/it steps
  • we step
  • you step
  • they step

Onvoltooid verleden tijd

  • ik banjerde
  • jij banjerde
  • hij/zij/het banjerde
  • wij banjerden
  • jullie banjerden
  • zij banjerden

Simple past

  • I stepped
  • you stepped
  • he/she/it stepped
  • we stepped
  • you stepped
  • they stepped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gebanjerd
  • jij hebt gebanjerd
  • hij/zij/het heeft gebanjerd
  • wij hebben gebanjerd
  • jullie hebben gebanjerd
  • zij hebben gebanjerd

Present perfect

  • I have stepped
  • you have stepped
  • he/she/it has stepped
  • we have stepped
  • you have stepped
  • they have stepped

Voltooid verleden tijd

  • ik had gebanjerd
  • jij had gebanjerd
  • hij/zij/het had gebanjerd
  • wij hadden gebanjerd
  • jullie hadden gebanjerd
  • zij hadden gebanjerd

Past perfect

  • I had stepped
  • you had stepped
  • he/she/it had stepped
  • we had stepped
  • you had stepped
  • they had stepped

Toekomende tijd I

  • ik zal banjeren
  • jij zult banjeren
  • hij/zij/het zal banjeren
  • wij zullen banjeren
  • jullie zullen banjeren
  • zij zullen banjeren

Future

  • I will step
  • you will step
  • he/she/it will step
  • we will step
  • you will step
  • they will step

Toekomende tijd II

  • ik zal gebanjerd hebben
  • jij zult gebanjerd hebben
  • hij/zij/het zal gebanjerd hebben
  • wij zullen gebanjerd hebben
  • jullie zullen gebanjerd hebben
  • zij zullen gebanjerd hebben

Future perfect

  • I will have stepped
  • you will have stepped
  • he/she/it will have stepped
  • we will have stepped
  • you will have stepped
  • they will have stepped

Conditionalis I

  • ik zou banjeren
  • jij zou banjeren
  • hij/zij/het zou banjeren
  • wij zouden banjeren
  • jullie zouden banjeren
  • zij zouden banjeren

Conditional present

  • I would step
  • you would step
  • he/she/it would step
  • we would step
  • you would step
  • they would step

Conditionalis II

  • ik zou hebben gebanjerd
  • jij zou hebben gebanjerd
  • hij/zij/het zou hebben gebanjerd
  • wij zouden hebben gebanjerd
  • jullie zouden hebben gebanjerd
  • zij zouden hebben gebanjerd

Conditional perfect

  • I would have stepped
  • you would have stepped
  • he/she/it would have stepped
  • we would have stepped
  • you would have stepped
  • they would have stepped

Imperatief

  • jij banjer
  • jullie banjert

Imperative

  • you step
  • you step

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van banjeren