Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it beats
  • they beat

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het klotst
  • zij klotsen

Simple past

  • he/she/it beat
  • they beat

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het klotste
  • zij klotsten

Present perfect

  • he/she/it has beaten
  • they have beaten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geklotst
  • zij hebben geklotst

Past perfect

  • he/she/it had beaten
  • they had beaten

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geklotst
  • zij hadden geklotst

Future

  • he/she/it will beat
  • they will beat

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal klotsen
  • zij zult klotsen

Future perfect

  • he/she/it will have beaten
  • they will have beaten

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geklotst hebben
  • zij zult geklotst hebben

Conditional present

  • he/she/it would beat
  • they would beat

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal klotsen
  • zij zullen klotsen

Conditional perfect

  • he/she/it would have beaten
  • they would have beaten

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geklotst
  • zij zullen hebben geklotst

Verwijzingen

Bekijk 22 definitie(s) van beat