Vervoeging van beetnemen
Onbepaalde wijs (infinitief): beetnemen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem beet
- jij neemt beet
- hij/zij/het neemt beet
- wij nemen beet
- jullie nemen beet
- zij nemen beet
Indicativo presente
- yo atrapo
- tú atrapas
- él/ella atrapa
- nosotros atrapamos
- vosotros atrapáis
- ellos/ellas atrapan
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam beet
- jij nam beet
- hij/zij/het nam beet
- wij namen beet
- jullie namen beet
- zij namen beet
Indefinido
- yo atrapé
- tú atrapaste
- él/ella atrapó
- nosotros atrapamos
- vosotros atrapasteis
- ellos/ellas atraparon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beetgenomen
- jij hebt beetgenomen
- hij/zij/het heeft beetgenomen
- wij hebben beetgenomen
- jullie hebben beetgenomen
- zij hebben beetgenomen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he atrapado
- tú has atrapado
- él/ella ha atrapado
- nosotros hemos atrapado
- vosotros habéis atrapado
- ellos/ellas han atrapado
Voltooid verleden tijd
- ik had beetgenomen
- jij had beetgenomen
- hij/zij/het had beetgenomen
- wij hadden beetgenomen
- jullie hadden beetgenomen
- zij hadden beetgenomen
Pluscuamperfecto
- yo había atrapado
- tú habías atrapado
- él/ella había atrapado
- nosotros habíamos atrapado
- vosotros habíais atrapado
- ellos/ellas habían atrapado
Toekomende tijd I
- ik zal beetnemen
- jij zult beetnemen
- hij/zij/het zal beetnemen
- wij zullen beetnemen
- jullie zullen beetnemen
- zij zullen beetnemen
Futuro I
- yo atraparé
- tú atraparás
- él/ella atrapará
- nosotros atraparemos
- vosotros atraparéis
- ellos/ellas atraparán
Toekomende tijd II
- ik zal beetgenomen hebben
- jij zult beetgenomen hebben
- hij/zij/het zal beetgenomen hebben
- wij zullen beetgenomen hebben
- jullie zullen beetgenomen hebben
- zij zullen beetgenomen hebben
Futuro perfecto
- yo habré atrapado
- tú habrás atrapado
- él/ella habrá atrapado
- nosotros habremos atrapado
- vosotros habréis atrapado
- ellos/ellas habrán atrapado
Conditionalis I
- ik zou beetnemen
- jij zou beetnemen
- hij/zij/het zou beetnemen
- wij zouden beetnemen
- jullie zouden beetnemen
- zij zouden beetnemen
Condicional
- yo atraparía
- tú atraparías
- él/ella atraparía
- nosotros atraparíamos
- vosotros atraparíais
- ellos/ellas atraparían
Conditionalis II
- ik zou hebben beetgenomen
- jij zou hebben beetgenomen
- hij/zij/het zou hebben beetgenomen
- wij zouden hebben beetgenomen
- jullie zouden hebben beetgenomen
- zij zouden hebben beetgenomen
Condicional perfecto
- yo habría atrapado
- tú habrías atrapado
- él/ella habría atrapado
- nosotros habríamos atrapado
- vosotros habríais atrapado
- ellos/ellas habrían atrapado
Imperatief
- jij neem beet
- jullie neemt beet
Imperativo presente
- tú atrapa
- vosotros atrapad