Vervoeging van bekleden
Onbepaalde wijs (infinitief): bekleden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekleed
- jij bekleedt
- hij/zij/het bekleedt
- wij bekleden
- jullie bekleden
- zij bekleden
Indicativo presente
- yo recubro
- tú recubres
- él/ella recubre
- nosotros recubrimos
- vosotros recubrís
- ellos/ellas recubren
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekleedde
- jij bekleedde
- hij/zij/het bekleedde
- wij bekleedden
- jullie bekleedden
- zij bekleedden
Indefinido
- yo recubrí
- tú recubriste
- él/ella recubrió
- nosotros recubrimos
- vosotros recubristeis
- ellos/ellas recubrieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekleed
- jij hebt bekleed
- hij/zij/het heeft bekleed
- wij hebben bekleed
- jullie hebben bekleed
- zij hebben bekleed
Pretérito perfecto compuesto
- yo he recubierto
- tú has recubierto
- él/ella ha recubierto
- nosotros hemos recubierto
- vosotros habéis recubierto
- ellos/ellas han recubierto
Voltooid verleden tijd
- ik had bekleed
- jij had bekleed
- hij/zij/het had bekleed
- wij hadden bekleed
- jullie hadden bekleed
- zij hadden bekleed
Pluscuamperfecto
- yo había recubierto
- tú habías recubierto
- él/ella había recubierto
- nosotros habíamos recubierto
- vosotros habíais recubierto
- ellos/ellas habían recubierto
Toekomende tijd I
- ik zal bekleden
- jij zult bekleden
- hij/zij/het zal bekleden
- wij zullen bekleden
- jullie zullen bekleden
- zij zullen bekleden
Futuro I
- yo recubriré
- tú recubrirás
- él/ella recubrirá
- nosotros recubriremos
- vosotros recubriréis
- ellos/ellas recubrirán
Toekomende tijd II
- ik zal bekleed hebben
- jij zult bekleed hebben
- hij/zij/het zal bekleed hebben
- wij zullen bekleed hebben
- jullie zullen bekleed hebben
- zij zullen bekleed hebben
Futuro perfecto
- yo habré recubierto
- tú habrás recubierto
- él/ella habrá recubierto
- nosotros habremos recubierto
- vosotros habréis recubierto
- ellos/ellas habrán recubierto
Conditionalis I
- ik zou bekleden
- jij zou bekleden
- hij/zij/het zou bekleden
- wij zouden bekleden
- jullie zouden bekleden
- zij zouden bekleden
Condicional
- yo recubriría
- tú recubrirías
- él/ella recubriría
- nosotros recubriríamos
- vosotros recubriríais
- ellos/ellas recubrirían
Conditionalis II
- ik zou hebben bekleed
- jij zou hebben bekleed
- hij/zij/het zou hebben bekleed
- wij zouden hebben bekleed
- jullie zouden hebben bekleed
- zij zouden hebben bekleed
Condicional perfecto
- yo habría recubierto
- tú habrías recubierto
- él/ella habría recubierto
- nosotros habríamos recubierto
- vosotros habríais recubierto
- ellos/ellas habrían recubierto
Imperatief
- jij bekleed
- jullie bekleedt
Imperativo presente
- tú recubre
- vosotros recubrid