Vervoeging van beklijven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het beklijft
  • zij beklijven

Present

  • he/she/it wears
  • they wear

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het beklijfde
  • zij beklijfden

Simple past

  • he/she/it wore
  • they wore

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft beklijfd
  • zij hebben beklijfd

Present perfect

  • he/she/it has worn
  • they have worn

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had beklijfd
  • zij hadden beklijfd

Past perfect

  • he/she/it had worn
  • they had worn

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal beklijven
  • zij zult beklijven

Future

  • he/she/it will wear
  • they will wear

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal beklijfd hebben
  • zij zult beklijfd hebben

Future perfect

  • he/she/it will have worn
  • they will have worn

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal beklijven
  • zij zullen beklijven

Conditional present

  • he/she/it would wear
  • they would wear

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben beklijfd
  • zij zullen hebben beklijfd

Conditional perfect

  • he/she/it would have worn
  • they would have worn

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beklijven