Vervoeging van beslaan

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik besla
  • jij beslaat
  • hij/zij/het beslaat
  • wij beslaan
  • jullie beslaan
  • zij beslaan

Indicativo presente

  • yo ocupo
  • ocupas
  • él/ella ocupa
  • nosotros ocupamos
  • vosotros ocupáis
  • ellos/ellas ocupan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik besloeg
  • jij besloeg
  • hij/zij/het besloeg
  • wij besloegen
  • jullie besloegen
  • zij besloegen

Indefinido

  • yo ocupé
  • ocupaste
  • él/ella ocupó
  • nosotros ocupamos
  • vosotros ocupasteis
  • ellos/ellas ocuparon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beslagen
  • jij hebt beslagen
  • hij/zij/het heeft beslagen
  • wij hebben beslagen
  • jullie hebben beslagen
  • zij hebben beslagen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he ocupado
  • has ocupado
  • él/ella ha ocupado
  • nosotros hemos ocupado
  • vosotros habéis ocupado
  • ellos/ellas han ocupado

Voltooid verleden tijd

  • ik had beslagen
  • jij had beslagen
  • hij/zij/het had beslagen
  • wij hadden beslagen
  • jullie hadden beslagen
  • zij hadden beslagen

Pluscuamperfecto

  • yo había ocupado
  • habías ocupado
  • él/ella había ocupado
  • nosotros habíamos ocupado
  • vosotros habíais ocupado
  • ellos/ellas habían ocupado

Toekomende tijd I

  • ik zal beslaan
  • jij zult beslaan
  • hij/zij/het zal beslaan
  • wij zullen beslaan
  • jullie zullen beslaan
  • zij zullen beslaan

Futuro I

  • yo ocuparé
  • ocuparás
  • él/ella ocupará
  • nosotros ocuparemos
  • vosotros ocuparéis
  • ellos/ellas ocuparán

Toekomende tijd II

  • ik zal beslagen hebben
  • jij zult beslagen hebben
  • hij/zij/het zal beslagen hebben
  • wij zullen beslagen hebben
  • jullie zullen beslagen hebben
  • zij zullen beslagen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré ocupado
  • habrás ocupado
  • él/ella habrá ocupado
  • nosotros habremos ocupado
  • vosotros habréis ocupado
  • ellos/ellas habrán ocupado

Conditionalis I

  • ik zou beslaan
  • jij zou beslaan
  • hij/zij/het zou beslaan
  • wij zouden beslaan
  • jullie zouden beslaan
  • zij zouden beslaan

Condicional

  • yo ocuparía
  • ocuparías
  • él/ella ocuparía
  • nosotros ocuparíamos
  • vosotros ocuparíais
  • ellos/ellas ocuparían

Conditionalis II

  • ik zou hebben beslagen
  • jij zou hebben beslagen
  • hij/zij/het zou hebben beslagen
  • wij zouden hebben beslagen
  • jullie zouden hebben beslagen
  • zij zouden hebben beslagen

Condicional perfecto

  • yo habría ocupado
  • habrías ocupado
  • él/ella habría ocupado
  • nosotros habríamos ocupado
  • vosotros habríais ocupado
  • ellos/ellas habrían ocupado

Imperatief

  • jij besla
  • jullie beslaat

Imperativo presente

  • ocupa
  • vosotros ocupad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beslaan