Vervoeging van besluiten

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik besluit
  • jij besluit
  • hij/zij/het besluit
  • wij besluiten
  • jullie besluiten
  • zij besluiten

Presente

  • io deduco
  • tu deduci
  • lui/lei/Lei deduce
  • noi deduciamo
  • voi/Voi deducete
  • loro/Loro deducono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik besloot
  • jij besloot
  • hij/zij/het besloot
  • wij besloten
  • jullie besloten
  • zij besloten

Imperfetto

  • io deducevo
  • tu deducevi
  • lui/lei/Lei deduceva
  • noi deducevamo
  • voi/Voi deducevate
  • loro/Loro deducevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb besloten
  • jij hebt besloten
  • hij/zij/het heeft besloten
  • wij hebben besloten
  • jullie hebben besloten
  • zij hebben besloten

Passato prossimo

  • io ho dedotto
  • tu hai dedotto
  • lui/lei/Lei ha dedotto
  • noi abbiamo dedotto
  • voi/Voi avete dedotto
  • loro/Loro hanno dedotto

Voltooid verleden tijd

  • ik had besloten
  • jij had besloten
  • hij/zij/het had besloten
  • wij hadden besloten
  • jullie hadden besloten
  • zij hadden besloten

Trapassato prossimo

  • io avevo dedotto
  • tu avevi dedotto
  • lui/lei/Lei aveva dedotto
  • noi avevamo dedotto
  • voi/Voi avevate dedotto
  • loro/Loro avevano dedotto

Toekomende tijd I

  • ik zal besluiten
  • jij zult besluiten
  • hij/zij/het zal besluiten
  • wij zullen besluiten
  • jullie zullen besluiten
  • zij zullen besluiten

Futuro semplice

  • io dedurrò
  • tu dedurrai
  • lui/lei/Lei dedurrà
  • noi dedurremo
  • voi/Voi dedurrete
  • loro/Loro dedurranno

Toekomende tijd II

  • ik zal besloten hebben
  • jij zult besloten hebben
  • hij/zij/het zal besloten hebben
  • wij zullen besloten hebben
  • jullie zullen besloten hebben
  • zij zullen besloten hebben

Futuro anteriore

  • io avrò dedotto
  • tu avrai dedotto
  • lui/lei/Lei avrà dedotto
  • noi avremo dedotto
  • voi/Voi avrete dedotto
  • loro/Loro avranno dedotto

Conditionalis I

  • ik zou besluiten
  • jij zou besluiten
  • hij/zij/het zou besluiten
  • wij zouden besluiten
  • jullie zouden besluiten
  • zij zouden besluiten

Condizionale presente

  • io dedurrei
  • tu dedurresti
  • lui/lei/Lei dedurrebbe
  • noi dedurremmo
  • voi/Voi dedurreste
  • loro/Loro dedurrebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben besloten
  • jij zou hebben besloten
  • hij/zij/het zou hebben besloten
  • wij zouden hebben besloten
  • jullie zouden hebben besloten
  • zij zouden hebben besloten

Condizionale passato

  • io avrei dedotto
  • tu avresti dedotto
  • lui/lei/Lei avrebbe dedotto
  • noi avremmo dedotto
  • voi/Voi avreste dedotto
  • loro/Loro avrebbero dedotto

Imperatief

  • jij besluit
  • jullie besluit

Imperativo

  • tu deduci
  • voi/Voi deducete

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van besluiten