Vervoeging van bespeak

Engels

Nederlands

Present

  • I bespeak
  • you bespeak
  • he/she/it bespeaks
  • we bespeak
  • you bespeak
  • they bespeak

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzoek
  • jij verzoekt
  • hij/zij/het verzoekt
  • wij verzoeken
  • jullie verzoeken
  • zij verzoeken

Simple past

  • I bespeaked (E); bespoke
  • you bespeaked (E); bespoke
  • he/she/it bespeaked (E); bespoke
  • we bespeaked (E); bespoke
  • you bespeaked (E); bespoke
  • they bespeaked (E); bespoke

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzocht
  • jij verzocht
  • hij/zij/het verzocht
  • wij verzochten
  • jullie verzochten
  • zij verzochten

Present perfect

  • I have bespeaked (E); bespoken
  • you have bespeaked (E); bespoken
  • he/she/it has bespeaked (E); bespoken
  • we have bespeaked (E); bespoken
  • you have bespeaked (E); bespoken
  • they have bespeaked (E); bespoken

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verzocht
  • jij hebt verzocht
  • hij/zij/het heeft verzocht
  • wij hebben verzocht
  • jullie hebben verzocht
  • zij hebben verzocht

Past perfect

  • I had bespeaked (E); bespoken
  • you had bespeaked (E); bespoken
  • he/she/it had bespeaked (E); bespoken
  • we had bespeaked (E); bespoken
  • you had bespeaked (E); bespoken
  • they had bespeaked (E); bespoken

Voltooid verleden tijd

  • ik had verzocht
  • jij had verzocht
  • hij/zij/het had verzocht
  • wij hadden verzocht
  • jullie hadden verzocht
  • zij hadden verzocht

Future

  • I will bespeak
  • you will bespeak
  • he/she/it will bespeak
  • we will bespeak
  • you will bespeak
  • they will bespeak

Toekomende tijd I

  • ik zal verzoeken
  • jij zult verzoeken
  • hij/zij/het zal verzoeken
  • wij zullen verzoeken
  • jullie zullen verzoeken
  • zij zullen verzoeken

Future perfect

  • I will have bespeaked (E); bespoken
  • you will have bespeaked (E); bespoken
  • he/she/it will have bespeaked (E); bespoken
  • we will have bespeaked (E); bespoken
  • you will have bespeaked (E); bespoken
  • they will have bespeaked (E); bespoken

Toekomende tijd II

  • ik zal verzocht hebben
  • jij zult verzocht hebben
  • hij/zij/het zal verzocht hebben
  • wij zullen verzocht hebben
  • jullie zullen verzocht hebben
  • zij zullen verzocht hebben

Conditional present

  • I would bespeak
  • you would bespeak
  • he/she/it would bespeak
  • we would bespeak
  • you would bespeak
  • they would bespeak

Conditionalis I

  • ik zou verzoeken
  • jij zou verzoeken
  • hij/zij/het zou verzoeken
  • wij zouden verzoeken
  • jullie zouden verzoeken
  • zij zouden verzoeken

Conditional perfect

  • I would have bespeaked (E); bespoken
  • you would have bespeaked (E); bespoken
  • he/she/it would have bespeaked (E); bespoken
  • we would have bespeaked (E); bespoken
  • you would have bespeaked (E); bespoken
  • they would have bespeaked (E); bespoken

Conditionalis II

  • ik zou hebben verzocht
  • jij zou hebben verzocht
  • hij/zij/het zou hebben verzocht
  • wij zouden hebben verzocht
  • jullie zouden hebben verzocht
  • zij zouden hebben verzocht

Imperative

  • you bespeak
  • you bespeak

Imperatief

  • jij verzoek
  • jullie verzoekt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van bespeak