Vervoeging van bespreken
Onbepaalde wijs (infinitief): bespreken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespreek
- jij bespreekt
- hij/zij/het bespreekt
- wij bespreken
- jullie bespreken
- zij bespreken
Indicativo presente
- yo conservo
- tú conservas
- él/ella conserva
- nosotros conservamos
- vosotros conserváis
- ellos/ellas conservan
Onvoltooid verleden tijd
- ik besprak
- jij besprak
- hij/zij/het besprak
- wij bespraken
- jullie bespraken
- zij bespraken
Indefinido
- yo conservé
- tú conservaste
- él/ella conservó
- nosotros conservamos
- vosotros conservasteis
- ellos/ellas conservaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besproken
- jij hebt besproken
- hij/zij/het heeft besproken
- wij hebben besproken
- jullie hebben besproken
- zij hebben besproken
Pretérito perfecto compuesto
- yo he conservado
- tú has conservado
- él/ella ha conservado
- nosotros hemos conservado
- vosotros habéis conservado
- ellos/ellas han conservado
Voltooid verleden tijd
- ik had besproken
- jij had besproken
- hij/zij/het had besproken
- wij hadden besproken
- jullie hadden besproken
- zij hadden besproken
Pluscuamperfecto
- yo había conservado
- tú habías conservado
- él/ella había conservado
- nosotros habíamos conservado
- vosotros habíais conservado
- ellos/ellas habían conservado
Toekomende tijd I
- ik zal bespreken
- jij zult bespreken
- hij/zij/het zal bespreken
- wij zullen bespreken
- jullie zullen bespreken
- zij zullen bespreken
Futuro I
- yo conservaré
- tú conservarás
- él/ella conservará
- nosotros conservaremos
- vosotros conservaréis
- ellos/ellas conservarán
Toekomende tijd II
- ik zal besproken hebben
- jij zult besproken hebben
- hij/zij/het zal besproken hebben
- wij zullen besproken hebben
- jullie zullen besproken hebben
- zij zullen besproken hebben
Futuro perfecto
- yo habré conservado
- tú habrás conservado
- él/ella habrá conservado
- nosotros habremos conservado
- vosotros habréis conservado
- ellos/ellas habrán conservado
Conditionalis I
- ik zou bespreken
- jij zou bespreken
- hij/zij/het zou bespreken
- wij zouden bespreken
- jullie zouden bespreken
- zij zouden bespreken
Condicional
- yo conservaría
- tú conservarías
- él/ella conservaría
- nosotros conservaríamos
- vosotros conservaríais
- ellos/ellas conservarían
Conditionalis II
- ik zou hebben besproken
- jij zou hebben besproken
- hij/zij/het zou hebben besproken
- wij zouden hebben besproken
- jullie zouden hebben besproken
- zij zouden hebben besproken
Condicional perfecto
- yo habría conservado
- tú habrías conservado
- él/ella habría conservado
- nosotros habríamos conservado
- vosotros habríais conservado
- ellos/ellas habrían conservado
Imperatief
- jij bespreek
- jullie bespreekt
Imperativo presente
- tú conserva
- vosotros conservad