Vervoeging van betuigen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betuig
  • jij betuigt
  • hij/zij/het betuigt
  • wij betuigen
  • jullie betuigen
  • zij betuigen

Present

  • I profess
  • you profess
  • he/she/it professes
  • we profess
  • you profess
  • they profess

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betuigde
  • jij betuigde
  • hij/zij/het betuigde
  • wij betuigden
  • jullie betuigden
  • zij betuigden

Simple past

  • I professed
  • you professed
  • he/she/it professed
  • we professed
  • you professed
  • they professed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb betuigd
  • jij hebt betuigd
  • hij/zij/het heeft betuigd
  • wij hebben betuigd
  • jullie hebben betuigd
  • zij hebben betuigd

Present perfect

  • I have professed
  • you have professed
  • he/she/it has professed
  • we have professed
  • you have professed
  • they have professed

Voltooid verleden tijd

  • ik had betuigd
  • jij had betuigd
  • hij/zij/het had betuigd
  • wij hadden betuigd
  • jullie hadden betuigd
  • zij hadden betuigd

Past perfect

  • I had professed
  • you had professed
  • he/she/it had professed
  • we had professed
  • you had professed
  • they had professed

Toekomende tijd I

  • ik zal betuigen
  • jij zult betuigen
  • hij/zij/het zal betuigen
  • wij zullen betuigen
  • jullie zullen betuigen
  • zij zullen betuigen

Future

  • I will profess
  • you will profess
  • he/she/it will profess
  • we will profess
  • you will profess
  • they will profess

Toekomende tijd II

  • ik zal betuigd hebben
  • jij zult betuigd hebben
  • hij/zij/het zal betuigd hebben
  • wij zullen betuigd hebben
  • jullie zullen betuigd hebben
  • zij zullen betuigd hebben

Future perfect

  • I will have professed
  • you will have professed
  • he/she/it will have professed
  • we will have professed
  • you will have professed
  • they will have professed

Conditionalis I

  • ik zou betuigen
  • jij zou betuigen
  • hij/zij/het zou betuigen
  • wij zouden betuigen
  • jullie zouden betuigen
  • zij zouden betuigen

Conditional present

  • I would profess
  • you would profess
  • he/she/it would profess
  • we would profess
  • you would profess
  • they would profess

Conditionalis II

  • ik zou hebben betuigd
  • jij zou hebben betuigd
  • hij/zij/het zou hebben betuigd
  • wij zouden hebben betuigd
  • jullie zouden hebben betuigd
  • zij zouden hebben betuigd

Conditional perfect

  • I would have professed
  • you would have professed
  • he/she/it would have professed
  • we would have professed
  • you would have professed
  • they would have professed

Imperatief

  • jij betuig
  • jullie betuigt

Imperative

  • you profess
  • you profess

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van betuigen