Vervoeging van bevelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beveel
  • jij beveelt
  • hij/zij/het beveelt
  • wij bevelen
  • jullie bevelen
  • zij bevelen

Present

  • I dictate
  • you dictate
  • he/she/it dictates
  • we dictate
  • you dictate
  • they dictate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beval
  • jij beval
  • hij/zij/het beval
  • wij bevalen
  • jullie bevalen
  • zij bevalen

Simple past

  • I dictated
  • you dictated
  • he/she/it dictated
  • we dictated
  • you dictated
  • they dictated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bevolen
  • jij hebt bevolen
  • hij/zij/het heeft bevolen
  • wij hebben bevolen
  • jullie hebben bevolen
  • zij hebben bevolen

Present perfect

  • I have dictated
  • you have dictated
  • he/she/it has dictated
  • we have dictated
  • you have dictated
  • they have dictated

Voltooid verleden tijd

  • ik had bevolen
  • jij had bevolen
  • hij/zij/het had bevolen
  • wij hadden bevolen
  • jullie hadden bevolen
  • zij hadden bevolen

Past perfect

  • I had dictated
  • you had dictated
  • he/she/it had dictated
  • we had dictated
  • you had dictated
  • they had dictated

Toekomende tijd I

  • ik zal bevelen
  • jij zult bevelen
  • hij/zij/het zal bevelen
  • wij zullen bevelen
  • jullie zullen bevelen
  • zij zullen bevelen

Future

  • I will dictate
  • you will dictate
  • he/she/it will dictate
  • we will dictate
  • you will dictate
  • they will dictate

Toekomende tijd II

  • ik zal bevolen hebben
  • jij zult bevolen hebben
  • hij/zij/het zal bevolen hebben
  • wij zullen bevolen hebben
  • jullie zullen bevolen hebben
  • zij zullen bevolen hebben

Future perfect

  • I will have dictated
  • you will have dictated
  • he/she/it will have dictated
  • we will have dictated
  • you will have dictated
  • they will have dictated

Conditionalis I

  • ik zou bevelen
  • jij zou bevelen
  • hij/zij/het zou bevelen
  • wij zouden bevelen
  • jullie zouden bevelen
  • zij zouden bevelen

Conditional present

  • I would dictate
  • you would dictate
  • he/she/it would dictate
  • we would dictate
  • you would dictate
  • they would dictate

Conditionalis II

  • ik zou hebben bevolen
  • jij zou hebben bevolen
  • hij/zij/het zou hebben bevolen
  • wij zouden hebben bevolen
  • jullie zouden hebben bevolen
  • zij zouden hebben bevolen

Conditional perfect

  • I would have dictated
  • you would have dictated
  • he/she/it would have dictated
  • we would have dictated
  • you would have dictated
  • they would have dictated

Imperatief

  • jij beveel
  • jullie beveelt

Imperative

  • you dictate
  • you dictate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van bevelen