Vervoeging van bevorderen
Onbepaalde wijs (infinitief): bevorderen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bevorder
- jij bevordert
- hij/zij/het bevordert
- wij bevorderen
- jullie bevorderen
- zij bevorderen
Présent
- je favorise
- tu favorises
- il/elle favorise
- nous favorisons
- vous favorisez
- ils/elles favorisent
Onvoltooid verleden tijd
- ik bevorderde
- jij bevorderde
- hij/zij/het bevorderde
- wij bevorderden
- jullie bevorderden
- zij bevorderden
Indicatif imparfait
- je favorisais
- tu favorisais
- il/elle favorisait
- nous favorisions
- vous favorisiez
- ils/elles favorisaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bevorderd
- jij hebt bevorderd
- hij/zij/het heeft bevorderd
- wij hebben bevorderd
- jullie hebben bevorderd
- zij hebben bevorderd
Indicatif passé composé
- j'ai favorisé
- tu as favorisé
- il/elle a favorisé
- nous avons favorisé
- vous avez favorisé
- ils/elles ont favorisé
Voltooid verleden tijd
- ik had bevorderd
- jij had bevorderd
- hij/zij/het had bevorderd
- wij hadden bevorderd
- jullie hadden bevorderd
- zij hadden bevorderd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais favorisé
- tu avais favorisé
- il/elle avait favorisé
- nous avions favorisé
- vous aviez favorisé
- ils/elles avaient favorisé
Toekomende tijd I
- ik zal bevorderen
- jij zult bevorderen
- hij/zij/het zal bevorderen
- wij zullen bevorderen
- jullie zullen bevorderen
- zij zullen bevorderen
Indicatif futur
- je favoriserai
- tu favoriseras
- il/elle favorisera
- nous favoriserons
- vous favoriserez
- ils/elles favoriseront
Toekomende tijd II
- ik zal bevorderd hebben
- jij zult bevorderd hebben
- hij/zij/het zal bevorderd hebben
- wij zullen bevorderd hebben
- jullie zullen bevorderd hebben
- zij zullen bevorderd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai favorisé
- tu auras favorisé
- il/elle aura favorisé
- nous aurons favorisé
- vous aurez favorisé
- ils/elles auront favorisé
Conditionalis I
- ik zou bevorderen
- jij zou bevorderen
- hij/zij/het zou bevorderen
- wij zouden bevorderen
- jullie zouden bevorderen
- zij zouden bevorderen
Conditionnel présent
- je favoriserais
- tu favoriserais
- il/elle favoriserait
- nous favoriserions
- vous favoriseriez
- ils/elles favoriseraient
Conditionalis II
- ik zou hebben bevorderd
- jij zou hebben bevorderd
- hij/zij/het zou hebben bevorderd
- wij zouden hebben bevorderd
- jullie zouden hebben bevorderd
- zij zouden hebben bevorderd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais favorisé
- tu aurais favorisé
- il/elle aurait favorisé
- nous aurions favorisé
- vous auriez favorisé
- ils/elles auraient favorisé
Imperatief
- jij bevorder
- jullie bevordert
Impératif
- tu favorise
- vous favorisez