Vervoeging van binnenspelen

Onbepaalde wijs (infinitief): binnenspelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik speel binnen
  • jij speelt binnen
  • hij/zij/het speelt binnen
  • wij spelen binnen
  • jullie spelen binnen
  • zij spelen binnen

Present

  • I pig
  • you pig
  • he/she/it pigs
  • we pig
  • you pig
  • they pig

Onvoltooid verleden tijd

  • ik speelde binnen
  • jij speelde binnen
  • hij/zij/het speelde binnen
  • wij speelden binnen
  • jullie speelden binnen
  • zij speelden binnen

Simple past

  • I pigged
  • you pigged
  • he/she/it pigged
  • we pigged
  • you pigged
  • they pigged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb binnengespeeld
  • jij hebt binnengespeeld
  • hij/zij/het heeft binnengespeeld
  • wij hebben binnengespeeld
  • jullie hebben binnengespeeld
  • zij hebben binnengespeeld

Present perfect

  • I have pigged
  • you have pigged
  • he/she/it has pigged
  • we have pigged
  • you have pigged
  • they have pigged

Voltooid verleden tijd

  • ik had binnengespeeld
  • jij had binnengespeeld
  • hij/zij/het had binnengespeeld
  • wij hadden binnengespeeld
  • jullie hadden binnengespeeld
  • zij hadden binnengespeeld

Past perfect

  • I had pigged
  • you had pigged
  • he/she/it had pigged
  • we had pigged
  • you had pigged
  • they had pigged

Toekomende tijd I

  • ik zal binnenspelen
  • jij zult binnenspelen
  • hij/zij/het zal binnenspelen
  • wij zullen binnenspelen
  • jullie zullen binnenspelen
  • zij zullen binnenspelen

Future

  • I will pig
  • you will pig
  • he/she/it will pig
  • we will pig
  • you will pig
  • they will pig

Toekomende tijd II

  • ik zal binnengespeeld hebben
  • jij zult binnengespeeld hebben
  • hij/zij/het zal binnengespeeld hebben
  • wij zullen binnengespeeld hebben
  • jullie zullen binnengespeeld hebben
  • zij zullen binnengespeeld hebben

Future perfect

  • I will have pigged
  • you will have pigged
  • he/she/it will have pigged
  • we will have pigged
  • you will have pigged
  • they will have pigged

Conditionalis I

  • ik zou binnenspelen
  • jij zou binnenspelen
  • hij/zij/het zou binnenspelen
  • wij zouden binnenspelen
  • jullie zouden binnenspelen
  • zij zouden binnenspelen

Conditional present

  • I would pig
  • you would pig
  • he/she/it would pig
  • we would pig
  • you would pig
  • they would pig

Conditionalis II

  • ik zou hebben binnengespeeld
  • jij zou hebben binnengespeeld
  • hij/zij/het zou hebben binnengespeeld
  • wij zouden hebben binnengespeeld
  • jullie zouden hebben binnengespeeld
  • zij zouden hebben binnengespeeld

Conditional perfect

  • I would have pigged
  • you would have pigged
  • he/she/it would have pigged
  • we would have pigged
  • you would have pigged
  • they would have pigged

Imperatief

  • jij speel binnen
  • jullie speelt binnen

Imperative

  • you pig
  • you pig

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van binnenspelen