Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boek
  • jij boekt
  • hij/zij/het boekt
  • wij boeken
  • jullie boeken
  • zij boeken

Präsens Indikativ

  • ich schreibe ein
  • du schreibst ein
  • er/sie/es schreibt ein
  • wir schreiben ein
  • ihr schreibt ein
  • sie schreiben ein

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boekte
  • jij boekte
  • hij/zij/het boekte
  • wij boekten
  • jullie boekten
  • zij boekten

Präteritum Indikativ

  • ich schrieb ein
  • du schriebst ein
  • er/sie/es schrieb ein
  • wir schrieben ein
  • ihr schriebt ein
  • sie schrieben ein

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geboekt
  • jij hebt geboekt
  • hij/zij/het heeft geboekt
  • wij hebben geboekt
  • jullie hebben geboekt
  • zij hebben geboekt

Perfekt Indikativ

  • ich habe eingeschrieben
  • du hast eingeschrieben
  • er/sie/es hat eingeschrieben
  • wir haben eingeschrieben
  • ihr habt eingeschrieben
  • sie haben eingeschrieben

Voltooid verleden tijd

  • ik had geboekt
  • jij had geboekt
  • hij/zij/het had geboekt
  • wij hadden geboekt
  • jullie hadden geboekt
  • zij hadden geboekt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte eingeschrieben
  • du hattest eingeschrieben
  • er/sie/es hatte eingeschrieben
  • wir hatten eingeschrieben
  • ihr hattet eingeschrieben
  • sie hatten eingeschrieben

Toekomende tijd I

  • ik zal boeken
  • jij zult boeken
  • hij/zij/het zal boeken
  • wij zullen boeken
  • jullie zullen boeken
  • zij zullen boeken

Futur I Indikativ

  • ich werde einschreiben
  • du wirst einschreiben
  • er/sie/es wird einschreiben
  • wir werden einschreiben
  • ihr werdet einschreiben
  • sie werden einschreiben

Toekomende tijd II

  • ik zal geboekt hebben
  • jij zult geboekt hebben
  • hij/zij/het zal geboekt hebben
  • wij zullen geboekt hebben
  • jullie zullen geboekt hebben
  • zij zullen geboekt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde eingeschrieben haben
  • du wirst eingeschrieben haben
  • er/sie/es wird eingeschrieben haben
  • wir werden eingeschrieben haben
  • ihr werdet eingeschrieben haben
  • sie werden eingeschrieben haben

Conditionalis I

  • ik zou boeken
  • jij zou boeken
  • hij/zij/het zou boeken
  • wij zouden boeken
  • jullie zouden boeken
  • zij zouden boeken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde einschreiben
  • du würdest einschreiben
  • er/sie/es würde einschreiben
  • wir würden einschreiben
  • ihr würdet einschreiben
  • sie würden einschreiben

Conditionalis II

  • ik zou hebben geboekt
  • jij zou hebben geboekt
  • hij/zij/het zou hebben geboekt
  • wij zouden hebben geboekt
  • jullie zouden hebben geboekt
  • zij zouden hebben geboekt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde eingeschrieben haben
  • du würdest eingeschrieben haben
  • er/sie/es würde eingeschrieben haben
  • wir würden eingeschrieben haben
  • ihr würdet eingeschrieben haben
  • sie würden eingeschrieben haben

Imperatief

  • jij boek
  • jullie boekt

Imperativ

  • du schreib(e) ein
  • ihr schreibt ein

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van boeken