Vervoeging van can

Engels

Nederlands

Present

  • I can
  • you can
  • he/she/it can
  • we can
  • you can
  • they can

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik steriliseer
  • jij steriliseert
  • hij/zij/het steriliseert
  • wij steriliseren
  • jullie steriliseren
  • zij steriliseren

Simple past

  • I could
  • you could
  • he/she/it could
  • we could
  • you could
  • they could

Onvoltooid verleden tijd

  • ik steriliseerde
  • jij steriliseerde
  • hij/zij/het steriliseerde
  • wij steriliseerden
  • jullie steriliseerden
  • zij steriliseerden

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van can