Vervoeging van can

Engels

Nederlands

Present

  • I can
  • you can
  • he/she/it can
  • we can
  • you can
  • they can

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik weck
  • jij weckt
  • hij/zij/het weckt
  • wij wecken
  • jullie wecken
  • zij wecken

Simple past

  • I could
  • you could
  • he/she/it could
  • we could
  • you could
  • they could

Onvoltooid verleden tijd

  • ik weckte
  • jij weckte
  • hij/zij/het weckte
  • wij weckten
  • jullie weckten
  • zij weckten

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van can