Vervoeging van clot

Engels

Nederlands

Present

  • I clot
  • you clot
  • he/she/it clots
  • we clot
  • you clot
  • they clot

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verdik
  • jij verdikt
  • hij/zij/het verdikt
  • wij verdikken
  • jullie verdikken
  • zij verdikken

Simple past

  • I clotted
  • you clotted
  • he/she/it clotted
  • we clotted
  • you clotted
  • they clotted

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verdikte
  • jij verdikte
  • hij/zij/het verdikte
  • wij verdikten
  • jullie verdikten
  • zij verdikten

Present perfect

  • I have clotted
  • you have clotted
  • he/she/it has clotted
  • we have clotted
  • you have clotted
  • they have clotted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verdikt
  • jij hebt verdikt
  • hij/zij/het heeft verdikt
  • wij hebben verdikt
  • jullie hebben verdikt
  • zij hebben verdikt

Past perfect

  • I had clotted
  • you had clotted
  • he/she/it had clotted
  • we had clotted
  • you had clotted
  • they had clotted

Voltooid verleden tijd

  • ik had verdikt
  • jij had verdikt
  • hij/zij/het had verdikt
  • wij hadden verdikt
  • jullie hadden verdikt
  • zij hadden verdikt

Future

  • I will clot
  • you will clot
  • he/she/it will clot
  • we will clot
  • you will clot
  • they will clot

Toekomende tijd I

  • ik zal verdikken
  • jij zult verdikken
  • hij/zij/het zal verdikken
  • wij zullen verdikken
  • jullie zullen verdikken
  • zij zullen verdikken

Future perfect

  • I will have clotted
  • you will have clotted
  • he/she/it will have clotted
  • we will have clotted
  • you will have clotted
  • they will have clotted

Toekomende tijd II

  • ik zal verdikt hebben
  • jij zult verdikt hebben
  • hij/zij/het zal verdikt hebben
  • wij zullen verdikt hebben
  • jullie zullen verdikt hebben
  • zij zullen verdikt hebben

Conditional present

  • I would clot
  • you would clot
  • he/she/it would clot
  • we would clot
  • you would clot
  • they would clot

Conditionalis I

  • ik zou verdikken
  • jij zou verdikken
  • hij/zij/het zou verdikken
  • wij zouden verdikken
  • jullie zouden verdikken
  • zij zouden verdikken

Conditional perfect

  • I would have clotted
  • you would have clotted
  • he/she/it would have clotted
  • we would have clotted
  • you would have clotted
  • they would have clotted

Conditionalis II

  • ik zou hebben verdikt
  • jij zou hebben verdikt
  • hij/zij/het zou hebben verdikt
  • wij zouden hebben verdikt
  • jullie zouden hebben verdikt
  • zij zouden hebben verdikt

Imperative

  • you clot
  • you clot

Imperatief

  • jij verdik
  • jullie verdikt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van clot