Vervoeging van compress

Engels

Nederlands

Present

  • I compress
  • you compress
  • he/she/it compresses
  • we compress
  • you compress
  • they compress

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik condenseer
  • jij condenseert
  • hij/zij/het condenseert
  • wij condenseren
  • jullie condenseren
  • zij condenseren

Simple past

  • I compressed
  • you compressed
  • he/she/it compressed
  • we compressed
  • you compressed
  • they compressed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik condenseerde
  • jij condenseerde
  • hij/zij/het condenseerde
  • wij condenseerden
  • jullie condenseerden
  • zij condenseerden

Present perfect

  • I have compressed
  • you have compressed
  • he/she/it has compressed
  • we have compressed
  • you have compressed
  • they have compressed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gecondenseerd
  • jij hebt gecondenseerd
  • hij/zij/het heeft gecondenseerd
  • wij hebben gecondenseerd
  • jullie hebben gecondenseerd
  • zij hebben gecondenseerd

Past perfect

  • I had compressed
  • you had compressed
  • he/she/it had compressed
  • we had compressed
  • you had compressed
  • they had compressed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gecondenseerd
  • jij had gecondenseerd
  • hij/zij/het had gecondenseerd
  • wij hadden gecondenseerd
  • jullie hadden gecondenseerd
  • zij hadden gecondenseerd

Future

  • I will compress
  • you will compress
  • he/she/it will compress
  • we will compress
  • you will compress
  • they will compress

Toekomende tijd I

  • ik zal condenseren
  • jij zult condenseren
  • hij/zij/het zal condenseren
  • wij zullen condenseren
  • jullie zullen condenseren
  • zij zullen condenseren

Future perfect

  • I will have compressed
  • you will have compressed
  • he/she/it will have compressed
  • we will have compressed
  • you will have compressed
  • they will have compressed

Toekomende tijd II

  • ik zal gecondenseerd hebben
  • jij zult gecondenseerd hebben
  • hij/zij/het zal gecondenseerd hebben
  • wij zullen gecondenseerd hebben
  • jullie zullen gecondenseerd hebben
  • zij zullen gecondenseerd hebben

Conditional present

  • I would compress
  • you would compress
  • he/she/it would compress
  • we would compress
  • you would compress
  • they would compress

Conditionalis I

  • ik zou condenseren
  • jij zou condenseren
  • hij/zij/het zou condenseren
  • wij zouden condenseren
  • jullie zouden condenseren
  • zij zouden condenseren

Conditional perfect

  • I would have compressed
  • you would have compressed
  • he/she/it would have compressed
  • we would have compressed
  • you would have compressed
  • they would have compressed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gecondenseerd
  • jij zou hebben gecondenseerd
  • hij/zij/het zou hebben gecondenseerd
  • wij zouden hebben gecondenseerd
  • jullie zouden hebben gecondenseerd
  • zij zouden hebben gecondenseerd

Imperative

  • you compress
  • you compress

Imperatief

  • jij condenseer
  • jullie condenseert

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van compress