Vervoeging van conceive

Engels

Nederlands

Present

  • I conceive
  • you conceive
  • he/she/it conceives
  • we conceive
  • you conceive
  • they conceive

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vind
  • jij vindt
  • hij/zij/het vindt
  • wij vinden
  • jullie vinden
  • zij vinden

Simple past

  • I conceived
  • you conceived
  • he/she/it conceived
  • we conceived
  • you conceived
  • they conceived

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vond
  • jij vond
  • hij/zij/het vond
  • wij vonden
  • jullie vonden
  • zij vonden

Present perfect

  • I have conceived
  • you have conceived
  • he/she/it has conceived
  • we have conceived
  • you have conceived
  • they have conceived

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevonden
  • jij hebt gevonden
  • hij/zij/het heeft gevonden
  • wij hebben gevonden
  • jullie hebben gevonden
  • zij hebben gevonden

Past perfect

  • I had conceived
  • you had conceived
  • he/she/it had conceived
  • we had conceived
  • you had conceived
  • they had conceived

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevonden
  • jij had gevonden
  • hij/zij/het had gevonden
  • wij hadden gevonden
  • jullie hadden gevonden
  • zij hadden gevonden

Future

  • I will conceive
  • you will conceive
  • he/she/it will conceive
  • we will conceive
  • you will conceive
  • they will conceive

Toekomende tijd I

  • ik zal vinden
  • jij zult vinden
  • hij/zij/het zal vinden
  • wij zullen vinden
  • jullie zullen vinden
  • zij zullen vinden

Future perfect

  • I will have conceived
  • you will have conceived
  • he/she/it will have conceived
  • we will have conceived
  • you will have conceived
  • they will have conceived

Toekomende tijd II

  • ik zal gevonden hebben
  • jij zult gevonden hebben
  • hij/zij/het zal gevonden hebben
  • wij zullen gevonden hebben
  • jullie zullen gevonden hebben
  • zij zullen gevonden hebben

Conditional present

  • I would conceive
  • you would conceive
  • he/she/it would conceive
  • we would conceive
  • you would conceive
  • they would conceive

Conditionalis I

  • ik zou vinden
  • jij zou vinden
  • hij/zij/het zou vinden
  • wij zouden vinden
  • jullie zouden vinden
  • zij zouden vinden

Conditional perfect

  • I would have conceived
  • you would have conceived
  • he/she/it would have conceived
  • we would have conceived
  • you would have conceived
  • they would have conceived

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevonden
  • jij zou hebben gevonden
  • hij/zij/het zou hebben gevonden
  • wij zouden hebben gevonden
  • jullie zouden hebben gevonden
  • zij zouden hebben gevonden

Imperative

  • you conceive
  • you conceive

Imperatief

  • jij vind
  • jullie vindt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van conceive