Vervoeging van deflect

Engels

Nederlands

Present

  • I deflect
  • you deflect
  • he/she/it deflects
  • we deflect
  • you deflect
  • they deflect

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik loop krom
  • jij loopt krom
  • hij/zij/het loopt krom
  • wij lopen krom
  • jullie lopen krom
  • zij lopen krom

Simple past

  • I deflected
  • you deflected
  • he/she/it deflected
  • we deflected
  • you deflected
  • they deflected

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liep krom
  • jij liep krom
  • hij/zij/het liep krom
  • wij liepen krom
  • jullie liepen krom
  • zij liepen krom

Present perfect

  • I have deflected
  • you have deflected
  • he/she/it has deflected
  • we have deflected
  • you have deflected
  • they have deflected

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb kromgelopen
  • jij hebt kromgelopen
  • hij/zij/het heeft kromgelopen
  • wij hebben kromgelopen
  • jullie hebben kromgelopen
  • zij hebben kromgelopen

Past perfect

  • I had deflected
  • you had deflected
  • he/she/it had deflected
  • we had deflected
  • you had deflected
  • they had deflected

Voltooid verleden tijd

  • ik had kromgelopen
  • jij had kromgelopen
  • hij/zij/het had kromgelopen
  • wij hadden kromgelopen
  • jullie hadden kromgelopen
  • zij hadden kromgelopen

Future

  • I will deflect
  • you will deflect
  • he/she/it will deflect
  • we will deflect
  • you will deflect
  • they will deflect

Toekomende tijd I

  • ik zal kromlopen
  • jij zult kromlopen
  • hij/zij/het zal kromlopen
  • wij zullen kromlopen
  • jullie zullen kromlopen
  • zij zullen kromlopen

Future perfect

  • I will have deflected
  • you will have deflected
  • he/she/it will have deflected
  • we will have deflected
  • you will have deflected
  • they will have deflected

Toekomende tijd II

  • ik zal kromgelopen hebben
  • jij zult kromgelopen hebben
  • hij/zij/het zal kromgelopen hebben
  • wij zullen kromgelopen hebben
  • jullie zullen kromgelopen hebben
  • zij zullen kromgelopen hebben

Conditional present

  • I would deflect
  • you would deflect
  • he/she/it would deflect
  • we would deflect
  • you would deflect
  • they would deflect

Conditionalis I

  • ik zou kromlopen
  • jij zou kromlopen
  • hij/zij/het zou kromlopen
  • wij zouden kromlopen
  • jullie zouden kromlopen
  • zij zouden kromlopen

Conditional perfect

  • I would have deflected
  • you would have deflected
  • he/she/it would have deflected
  • we would have deflected
  • you would have deflected
  • they would have deflected

Conditionalis II

  • ik zou hebben kromgelopen
  • jij zou hebben kromgelopen
  • hij/zij/het zou hebben kromgelopen
  • wij zouden hebben kromgelopen
  • jullie zouden hebben kromgelopen
  • zij zouden hebben kromgelopen

Imperative

  • you deflect
  • you deflect

Imperatief

  • jij loop krom
  • jullie loopt krom

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van deflect