Engels

Nederlands

Present

  • I degrade
  • you degrade
  • he/she/it degrades
  • we degrade
  • you degrade
  • they degrade

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontleed
  • jij ontleedt
  • hij/zij/het ontleedt
  • wij ontleden
  • jullie ontleden
  • zij ontleden

Simple past

  • I degraded
  • you degraded
  • he/she/it degraded
  • we degraded
  • you degraded
  • they degraded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontleedde
  • jij ontleedde
  • hij/zij/het ontleedde
  • wij ontleedden
  • jullie ontleedden
  • zij ontleedden

Present perfect

  • I have degraded
  • you have degraded
  • he/she/it has degraded
  • we have degraded
  • you have degraded
  • they have degraded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontleed
  • jij hebt ontleed
  • hij/zij/het heeft ontleed
  • wij hebben ontleed
  • jullie hebben ontleed
  • zij hebben ontleed

Past perfect

  • I had degraded
  • you had degraded
  • he/she/it had degraded
  • we had degraded
  • you had degraded
  • they had degraded

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontleed
  • jij had ontleed
  • hij/zij/het had ontleed
  • wij hadden ontleed
  • jullie hadden ontleed
  • zij hadden ontleed

Future

  • I will degrade
  • you will degrade
  • he/she/it will degrade
  • we will degrade
  • you will degrade
  • they will degrade

Toekomende tijd I

  • ik zal ontleden
  • jij zult ontleden
  • hij/zij/het zal ontleden
  • wij zullen ontleden
  • jullie zullen ontleden
  • zij zullen ontleden

Future perfect

  • I will have degraded
  • you will have degraded
  • he/she/it will have degraded
  • we will have degraded
  • you will have degraded
  • they will have degraded

Toekomende tijd II

  • ik zal ontleed hebben
  • jij zult ontleed hebben
  • hij/zij/het zal ontleed hebben
  • wij zullen ontleed hebben
  • jullie zullen ontleed hebben
  • zij zullen ontleed hebben

Conditional present

  • I would degrade
  • you would degrade
  • he/she/it would degrade
  • we would degrade
  • you would degrade
  • they would degrade

Conditionalis I

  • ik zou ontleden
  • jij zou ontleden
  • hij/zij/het zou ontleden
  • wij zouden ontleden
  • jullie zouden ontleden
  • zij zouden ontleden

Conditional perfect

  • I would have degraded
  • you would have degraded
  • he/she/it would have degraded
  • we would have degraded
  • you would have degraded
  • they would have degraded

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontleed
  • jij zou hebben ontleed
  • hij/zij/het zou hebben ontleed
  • wij zouden hebben ontleed
  • jullie zouden hebben ontleed
  • zij zouden hebben ontleed

Imperative

  • you degrade
  • you degrade

Imperatief

  • jij ontleed
  • jullie ontleedt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van degrade