Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it degrades
  • they degrade

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verbastert
  • zij verbasteren

Simple past

  • he/she/it degraded
  • they degraded

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verbasterde
  • zij verbasterden

Present perfect

  • he/she/it has degraded
  • they have degraded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is verbasterd
  • zij zijn verbasterd

Past perfect

  • he/she/it had degraded
  • they had degraded

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was verbasterd
  • zij waren verbasterd

Future

  • he/she/it will degrade
  • they will degrade

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verbasteren
  • zij zult verbasteren

Future perfect

  • he/she/it will have degraded
  • they will have degraded

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verbasterd zijn
  • zij zult verbasterd zijn

Conditional present

  • he/she/it would degrade
  • they would degrade

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verbasteren
  • zij zullen verbasteren

Conditional perfect

  • he/she/it would have degraded
  • they would have degraded

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn verbasterd
  • zij zullen zijn verbasterd

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van degrade