Vervoeging van doordringen
Onbepaalde wijs (infinitief): doordringen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doordring
- jij doordringt
- hij/zij/het doordringt
- wij doordringen
- jullie doordringen
- zij doordringen
Present
- I permeate
- you permeate
- he/she/it permeates
- we permeate
- you permeate
- they permeate
Onvoltooid verleden tijd
- ik doordrong
- jij doordrong
- hij/zij/het doordrong
- wij doordrongen
- jullie doordrongen
- zij doordrongen
Simple past
- I permeated
- you permeated
- he/she/it permeated
- we permeated
- you permeated
- they permeated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doordrongen
- jij hebt doordrongen
- hij/zij/het heeft doordrongen
- wij hebben doordrongen
- jullie hebben doordrongen
- zij hebben doordrongen
Present perfect
- I have permeated
- you have permeated
- he/she/it has permeated
- we have permeated
- you have permeated
- they have permeated
Voltooid verleden tijd
- ik had doordrongen
- jij had doordrongen
- hij/zij/het had doordrongen
- wij hadden doordrongen
- jullie hadden doordrongen
- zij hadden doordrongen
Past perfect
- I had permeated
- you had permeated
- he/she/it had permeated
- we had permeated
- you had permeated
- they had permeated
Toekomende tijd I
- ik zal doordringen
- jij zult doordringen
- hij/zij/het zal doordringen
- wij zullen doordringen
- jullie zullen doordringen
- zij zullen doordringen
Future
- I will permeate
- you will permeate
- he/she/it will permeate
- we will permeate
- you will permeate
- they will permeate
Toekomende tijd II
- ik zal doordrongen hebben
- jij zult doordrongen hebben
- hij/zij/het zal doordrongen hebben
- wij zullen doordrongen hebben
- jullie zullen doordrongen hebben
- zij zullen doordrongen hebben
Future perfect
- I will have permeated
- you will have permeated
- he/she/it will have permeated
- we will have permeated
- you will have permeated
- they will have permeated
Conditionalis I
- ik zou doordringen
- jij zou doordringen
- hij/zij/het zou doordringen
- wij zouden doordringen
- jullie zouden doordringen
- zij zouden doordringen
Conditional present
- I would permeate
- you would permeate
- he/she/it would permeate
- we would permeate
- you would permeate
- they would permeate
Conditionalis II
- ik zou hebben doordrongen
- jij zou hebben doordrongen
- hij/zij/het zou hebben doordrongen
- wij zouden hebben doordrongen
- jullie zouden hebben doordrongen
- zij zouden hebben doordrongen
Conditional perfect
- I would have permeated
- you would have permeated
- he/she/it would have permeated
- we would have permeated
- you would have permeated
- they would have permeated
Imperatief
- jij doordring
- jullie doordringt
Imperative
- you permeate
- you permeate