Vervoeging van doorsturen

Onbepaalde wijs (infinitief): doorsturen

Vertaling: renvoyer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stuur door
  • jij stuurt door
  • hij/zij/het stuurt door
  • wij sturen door
  • jullie sturen door
  • zij sturen door

Présent

  • je renvoie
  • tu renvoies
  • il/elle renvoie
  • nous renvoyons
  • vous renvoyez
  • ils/elles renvoient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stuurde door
  • jij stuurde door
  • hij/zij/het stuurde door
  • wij stuurden door
  • jullie stuurden door
  • zij stuurden door

Indicatif imparfait

  • je renvoyais
  • tu renvoyais
  • il/elle renvoyait
  • nous renvoyions
  • vous renvoyiez
  • ils/elles renvoyaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb doorgestuurd
  • jij hebt doorgestuurd
  • hij/zij/het heeft doorgestuurd
  • wij hebben doorgestuurd
  • jullie hebben doorgestuurd
  • zij hebben doorgestuurd

Indicatif passé composé

  • j'ai renvoyé
  • tu as renvoyé
  • il/elle a renvoyé
  • nous avons renvoyé
  • vous avez renvoyé
  • ils/elles ont renvoyé

Voltooid verleden tijd

  • ik had doorgestuurd
  • jij had doorgestuurd
  • hij/zij/het had doorgestuurd
  • wij hadden doorgestuurd
  • jullie hadden doorgestuurd
  • zij hadden doorgestuurd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais renvoyé
  • tu avais renvoyé
  • il/elle avait renvoyé
  • nous avions renvoyé
  • vous aviez renvoyé
  • ils/elles avaient renvoyé

Toekomende tijd I

  • ik zal doorsturen
  • jij zult doorsturen
  • hij/zij/het zal doorsturen
  • wij zullen doorsturen
  • jullie zullen doorsturen
  • zij zullen doorsturen

Indicatif futur

  • je renverrai
  • tu renverras
  • il/elle renverra
  • nous renverrons
  • vous renverrez
  • ils/elles renverront

Toekomende tijd II

  • ik zal doorgestuurd hebben
  • jij zult doorgestuurd hebben
  • hij/zij/het zal doorgestuurd hebben
  • wij zullen doorgestuurd hebben
  • jullie zullen doorgestuurd hebben
  • zij zullen doorgestuurd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai renvoyé
  • tu auras renvoyé
  • il/elle aura renvoyé
  • nous aurons renvoyé
  • vous aurez renvoyé
  • ils/elles auront renvoyé

Conditionalis I

  • ik zou doorsturen
  • jij zou doorsturen
  • hij/zij/het zou doorsturen
  • wij zouden doorsturen
  • jullie zouden doorsturen
  • zij zouden doorsturen

Conditionnel présent

  • je renverrais
  • tu renverrais
  • il/elle renverrait
  • nous renverrions
  • vous renverriez
  • ils/elles renverraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben doorgestuurd
  • jij zou hebben doorgestuurd
  • hij/zij/het zou hebben doorgestuurd
  • wij zouden hebben doorgestuurd
  • jullie zouden hebben doorgestuurd
  • zij zouden hebben doorgestuurd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais renvoyé
  • tu aurais renvoyé
  • il/elle aurait renvoyé
  • nous aurions renvoyé
  • vous auriez renvoyé
  • ils/elles auraient renvoyé

Imperatief

  • jij stuur door
  • jullie stuurt door

Impératif

  • tu renvoie
  • vous renvoyez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van doorsturen