Vervoeging van drukken
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik druk
- jij drukt
- hij/zij/het drukt
- wij drukken
- jullie drukken
- zij drukken
Presente
- io stringo
- tu stringi
- lui/lei/Lei stringe
- noi stringiamo
- voi/Voi stringete
- loro/Loro stringono
Onvoltooid verleden tijd
- ik drukte
- jij drukte
- hij/zij/het drukte
- wij drukten
- jullie drukten
- zij drukten
Imperfetto
- io stringevo
- tu stringevi
- lui/lei/Lei stringeva
- noi stringevamo
- voi/Voi stringevate
- loro/Loro stringevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedrukt
- jij hebt gedrukt
- hij/zij/het heeft gedrukt
- wij hebben gedrukt
- jullie hebben gedrukt
- zij hebben gedrukt
Passato prossimo
- io ho stretto
- tu hai stretto
- lui/lei/Lei ha stretto
- noi abbiamo stretto
- voi/Voi avete stretto
- loro/Loro hanno stretto
Voltooid verleden tijd
- ik had gedrukt
- jij had gedrukt
- hij/zij/het had gedrukt
- wij hadden gedrukt
- jullie hadden gedrukt
- zij hadden gedrukt
Trapassato prossimo
- io avevo stretto
- tu avevi stretto
- lui/lei/Lei aveva stretto
- noi avevamo stretto
- voi/Voi avevate stretto
- loro/Loro avevano stretto
Toekomende tijd I
- ik zal drukken
- jij zult drukken
- hij/zij/het zal drukken
- wij zullen drukken
- jullie zullen drukken
- zij zullen drukken
Futuro semplice
- io stringerò
- tu stringerai
- lui/lei/Lei stringerà
- noi stringeremo
- voi/Voi stringerete
- loro/Loro stringeranno
Toekomende tijd II
- ik zal gedrukt hebben
- jij zult gedrukt hebben
- hij/zij/het zal gedrukt hebben
- wij zullen gedrukt hebben
- jullie zullen gedrukt hebben
- zij zullen gedrukt hebben
Futuro anteriore
- io avrò stretto
- tu avrai stretto
- lui/lei/Lei avrà stretto
- noi avremo stretto
- voi/Voi avrete stretto
- loro/Loro avranno stretto
Conditionalis I
- ik zou drukken
- jij zou drukken
- hij/zij/het zou drukken
- wij zouden drukken
- jullie zouden drukken
- zij zouden drukken
Condizionale presente
- io stringerei
- tu stringeresti
- lui/lei/Lei stringerebbe
- noi stringeremmo
- voi/Voi stringereste
- loro/Loro stringerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gedrukt
- jij zou hebben gedrukt
- hij/zij/het zou hebben gedrukt
- wij zouden hebben gedrukt
- jullie zouden hebben gedrukt
- zij zouden hebben gedrukt
Condizionale passato
- io avrei stretto
- tu avresti stretto
- lui/lei/Lei avrebbe stretto
- noi avremmo stretto
- voi/Voi avreste stretto
- loro/Loro avrebbero stretto
Imperatief
- jij druk
- jullie drukt
Imperativo
- tu stringi
- voi/Voi stringete