Vervoeging van eclipseren
Onbepaalde wijs (infinitief): eclipseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik eclipseer
- jij eclipseert
- hij/zij/het eclipseert
- wij eclipseren
- jullie eclipseren
- zij eclipseren
Present
- I darken
- you darken
- he/she/it darkens
- we darken
- you darken
- they darken
Onvoltooid verleden tijd
- ik eclipseerde
- jij eclipseerde
- hij/zij/het eclipseerde
- wij eclipseerden
- jullie eclipseerden
- zij eclipseerden
Simple past
- I darkened
- you darkened
- he/she/it darkened
- we darkened
- you darkened
- they darkened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëclipseerd
- jij hebt geëclipseerd
- hij/zij/het heeft geëclipseerd
- wij hebben geëclipseerd
- jullie hebben geëclipseerd
- zij hebben geëclipseerd
Present perfect
- I have darkened
- you have darkened
- he/she/it has darkened
- we have darkened
- you have darkened
- they have darkened
Voltooid verleden tijd
- ik had geëclipseerd
- jij had geëclipseerd
- hij/zij/het had geëclipseerd
- wij hadden geëclipseerd
- jullie hadden geëclipseerd
- zij hadden geëclipseerd
Past perfect
- I had darkened
- you had darkened
- he/she/it had darkened
- we had darkened
- you had darkened
- they had darkened
Toekomende tijd I
- ik zal eclipseren
- jij zult eclipseren
- hij/zij/het zal eclipseren
- wij zullen eclipseren
- jullie zullen eclipseren
- zij zullen eclipseren
Future
- I will darken
- you will darken
- he/she/it will darken
- we will darken
- you will darken
- they will darken
Toekomende tijd II
- ik zal geëclipseerd hebben
- jij zult geëclipseerd hebben
- hij/zij/het zal geëclipseerd hebben
- wij zullen geëclipseerd hebben
- jullie zullen geëclipseerd hebben
- zij zullen geëclipseerd hebben
Future perfect
- I will have darkened
- you will have darkened
- he/she/it will have darkened
- we will have darkened
- you will have darkened
- they will have darkened
Conditionalis I
- ik zou eclipseren
- jij zou eclipseren
- hij/zij/het zou eclipseren
- wij zouden eclipseren
- jullie zouden eclipseren
- zij zouden eclipseren
Conditional present
- I would darken
- you would darken
- he/she/it would darken
- we would darken
- you would darken
- they would darken
Conditionalis II
- ik zou hebben geëclipseerd
- jij zou hebben geëclipseerd
- hij/zij/het zou hebben geëclipseerd
- wij zouden hebben geëclipseerd
- jullie zouden hebben geëclipseerd
- zij zouden hebben geëclipseerd
Conditional perfect
- I would have darkened
- you would have darkened
- he/she/it would have darkened
- we would have darkened
- you would have darkened
- they would have darkened
Imperatief
- jij eclipseer
- jullie eclipseert
Imperative
- you darken
- you darken