Vervoeging van erkennen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik erken
  • jij erkent
  • hij/zij/het erkent
  • wij erkennen
  • jullie erkennen
  • zij erkennen

Present

  • I profess
  • you profess
  • he/she/it professes
  • we profess
  • you profess
  • they profess

Onvoltooid verleden tijd

  • ik erkende
  • jij erkende
  • hij/zij/het erkende
  • wij erkenden
  • jullie erkenden
  • zij erkenden

Simple past

  • I professed
  • you professed
  • he/she/it professed
  • we professed
  • you professed
  • they professed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb erkend
  • jij hebt erkend
  • hij/zij/het heeft erkend
  • wij hebben erkend
  • jullie hebben erkend
  • zij hebben erkend

Present perfect

  • I have professed
  • you have professed
  • he/she/it has professed
  • we have professed
  • you have professed
  • they have professed

Voltooid verleden tijd

  • ik had erkend
  • jij had erkend
  • hij/zij/het had erkend
  • wij hadden erkend
  • jullie hadden erkend
  • zij hadden erkend

Past perfect

  • I had professed
  • you had professed
  • he/she/it had professed
  • we had professed
  • you had professed
  • they had professed

Toekomende tijd I

  • ik zal erkennen
  • jij zult erkennen
  • hij/zij/het zal erkennen
  • wij zullen erkennen
  • jullie zullen erkennen
  • zij zullen erkennen

Future

  • I will profess
  • you will profess
  • he/she/it will profess
  • we will profess
  • you will profess
  • they will profess

Toekomende tijd II

  • ik zal erkend hebben
  • jij zult erkend hebben
  • hij/zij/het zal erkend hebben
  • wij zullen erkend hebben
  • jullie zullen erkend hebben
  • zij zullen erkend hebben

Future perfect

  • I will have professed
  • you will have professed
  • he/she/it will have professed
  • we will have professed
  • you will have professed
  • they will have professed

Conditionalis I

  • ik zou erkennen
  • jij zou erkennen
  • hij/zij/het zou erkennen
  • wij zouden erkennen
  • jullie zouden erkennen
  • zij zouden erkennen

Conditional present

  • I would profess
  • you would profess
  • he/she/it would profess
  • we would profess
  • you would profess
  • they would profess

Conditionalis II

  • ik zou hebben erkend
  • jij zou hebben erkend
  • hij/zij/het zou hebben erkend
  • wij zouden hebben erkend
  • jullie zouden hebben erkend
  • zij zouden hebben erkend

Conditional perfect

  • I would have professed
  • you would have professed
  • he/she/it would have professed
  • we would have professed
  • you would have professed
  • they would have professed

Imperatief

  • jij erken
  • jullie erkent

Imperative

  • you profess
  • you profess

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van erkennen