Vervoeging van expireren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik expireer
  • jij expireert
  • hij/zij/het expireert
  • wij expireren
  • jullie expireren
  • zij expireren

Present

  • I go
  • you go
  • he/she/it goes
  • we go
  • you go
  • they go

Onvoltooid verleden tijd

  • ik expireerde
  • jij expireerde
  • hij/zij/het expireerde
  • wij expireerden
  • jullie expireerden
  • zij expireerden

Simple past

  • I went
  • you went
  • he/she/it went
  • we went
  • you went
  • they went

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geëxpireerd
  • jij hebt geëxpireerd
  • hij/zij/het heeft geëxpireerd
  • wij hebben geëxpireerd
  • jullie hebben geëxpireerd
  • zij hebben geëxpireerd

Present perfect

  • I have gone
  • you have gone
  • he/she/it has gone
  • we have gone
  • you have gone
  • they have gone

Voltooid verleden tijd

  • ik had geëxpireerd
  • jij had geëxpireerd
  • hij/zij/het had geëxpireerd
  • wij hadden geëxpireerd
  • jullie hadden geëxpireerd
  • zij hadden geëxpireerd

Past perfect

  • I had gone
  • you had gone
  • he/she/it had gone
  • we had gone
  • you had gone
  • they had gone

Toekomende tijd I

  • ik zal expireren
  • jij zult expireren
  • hij/zij/het zal expireren
  • wij zullen expireren
  • jullie zullen expireren
  • zij zullen expireren

Future

  • I will go
  • you will go
  • he/she/it will go
  • we will go
  • you will go
  • they will go

Toekomende tijd II

  • ik zal geëxpireerd hebben
  • jij zult geëxpireerd hebben
  • hij/zij/het zal geëxpireerd hebben
  • wij zullen geëxpireerd hebben
  • jullie zullen geëxpireerd hebben
  • zij zullen geëxpireerd hebben

Future perfect

  • I will have gone
  • you will have gone
  • he/she/it will have gone
  • we will have gone
  • you will have gone
  • they will have gone

Conditionalis I

  • ik zou expireren
  • jij zou expireren
  • hij/zij/het zou expireren
  • wij zouden expireren
  • jullie zouden expireren
  • zij zouden expireren

Conditional present

  • I would go
  • you would go
  • he/she/it would go
  • we would go
  • you would go
  • they would go

Conditionalis II

  • ik zou hebben geëxpireerd
  • jij zou hebben geëxpireerd
  • hij/zij/het zou hebben geëxpireerd
  • wij zouden hebben geëxpireerd
  • jullie zouden hebben geëxpireerd
  • zij zouden hebben geëxpireerd

Conditional perfect

  • I would have gone
  • you would have gone
  • he/she/it would have gone
  • we would have gone
  • you would have gone
  • they would have gone

Imperatief

  • jij expireer
  • jullie expireert

Imperative

  • you go
  • you go

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van expireren